De pluimveesector heeft het Sectorplan “Aanpak van de pluimveesector voor reductie van de emissie van fijnstof (PM10)” aangeboden aan de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Infrastructuur en Waterstaat (I&W). Dit Sectorplan is een door de sector gedragen alternatief voor wettelijke eisen per 1 januari 2022. Het plan is tot stand gekomen met medewerking van vertegenwoordigers van provincies, gemeenten, omgevingsdiensten, GGD, pluimveehouders en wetenschappers.
Met deze sectorale aanpak neemt de pluimveehouderij haar verantwoordelijkheid. De aanpak is gericht op een realistische invulling van de ambitie van het kabinet om fijnstofemissie (PM10) te reduceren. Het plan is een combinatie van een landelijke basisregeling met een gebiedsgerichte benadering in ‘hot spots’.
Landelijke basisregeling
Ook voor alle bestaande pluimveestallen moet uiterlijk 31 december 2030 minimaal 30% reductie van fijnstof zijn bereikt ten opzichte van de referentiesituatie. Bij nieuwbouw van stallen geldt een minimale reductie van 50%, ingaande per 1 januari 2022. Daar waar voor deelsectoren geen betaalbare technieken op de RAV-lijst beschikbaar zijn, wordt uitgegaan van maatwerk, rekening houdend met technische ontwikkelingen. Alle reductiedoelen zijn gebaseerd op het vergunde systeem in 2016, met de bijbehorende emissiefactor als de referentiesituatie. Bedrijven die al eerder fijnstof emissiereducerende technieken hebben toegepast, mogen deze benutten voor het behalen van de opgaaf. De reductiedoelen gelden per bedrijfslocatie met mogelijkheid tot vereffenen tussen stallen. Zo kunnen bedrijven investeren in technieken die passen bij de bedrijfssituatie, de normale investeringscyclus en toekomstplannen.
Gebiedsgerichte benadering in hotspots
Naast deze nationale wetgeving wordt door betrokken gemeentes een gebiedsgerichte benadering ingesteld voor de zogenaamde hotspots. Het Sectorplan gaat uit van minimaal 50% reductie per bedrijfslocatie bij zowel nieuwbouw (vanaf 1 januari 2022) als voor bestaande stallen (uiterlijk gerealiseerd per 1 januari 2028). Ook voor lokale ‘knelgevallen’ kan een gemeente specifiek maatwerk organiseren. In de hotspots wordt gewerkt met een Fijnstof Emissie Plan (FEP). Pluimveehouders werken daarmee planmatig aan de reductiedoelen passend bij de bedrijfssituatie.
Bijdrage en verantwoordelijkheid pluimveehouderij
Via het Sectorplan neemt de pluimveehouderij haar verantwoordelijkheid en levert daarmee een forse bijdrage aan het behalen van een nog schonere leefomgeving. De sector onderschrijft hiermee nogmaals het Schone Lucht Akkoord. Het is van belang dat ook andere fijnstofbronnen bijdragen aan een emissiereductie, omdat de maximale bijdrage van de pluimveehouderij zelfs in pluimveedichte gebieden maar 4-12% van het totaal PM10 fijnstof is.
De overheid aan zet
Het Sectorplan is de afgelopen maanden door een kernteam van LTO/NOP en NVP onder leiding en coördinatie van Jan Workamp uitgewerkt. De ministers van LNV en I&W gaan het sectorplan nu beoordelen. Hopelijk omarmen zij het plan en zijn zij bereid mede invulling te geven aan de kritische succesfactoren en benodigde faciliteiten. Dan kunnen pluimveesector en lokale overheden samen een succes kan maken van fijnstofreductie.
Bron: LTO Nederland