Brandend actueel is stikstofemissie. In het kader van Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is de term ammoniakuitstoot bijna dagelijks in het landbouwnieuws. Voor VEMIS, het in 2011 opgerichte Consortium voor Luchtemissies in de Veehouderij, was het reden om een studiedag aan het thema te wijden. Met een totaal van ruim 150 deelnemers was het symposium rond emissies in de veehouderij druk bezocht.
De aftrap kwam van Bart Naeyaert, gedeputeerde landbouw in de provincie West-Vlaanderen, die mee aan de wieg stond van VEMIS. Het consortium ontstond in 2011 vanuit het idee om geuremissies te kwantificeren in het kader van vergunningen. “Vanuit het multi-polluenten idee zijn toen allerhande emissies meegenomen. Niet alleen stikstof is daar een belangrijke in, het gaat over veel meer dan dat.”
Onderzoeksmethoden in de praktijk
Onderzoeker Jonas Vandicke van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) scheen een licht op de diverse methoden om emissies te meten en begon bij het gebruik van mestcontainers waarbij de effecten van stalmest, drijfmest en diverse mixen gemeten werden. De methode werd onder meer gebruikt om het effect van zeolieten op de ammoniakemissie van mest te meten. “Bij het gebruik van drie typen zeolieten on-top konden we een ammoniakreductie meten tot 47 procent.” Ook bij gebruik van biochar werden positieve effecten gemeten op de ammoniakemissie in kleinere proefopstellingen van de mestcontainer. Met deksels werd dan weer het effect van strooiselsoorten in pluimveestallen ingeschat. “Harken van de ondergrond levert daar significant hogere ammoniakemissies op. Maar ook in strooiselsoort en strooiselkwaliteit zijn verschillen op te merken.”
Onderzoeker Kris Debaere, werkzaam op het Proefbedrijf Pluimveehouderij van Provincie Antwerpen in Geel, gaf een overzicht van de onderzoeksmethoden in de diverse pluimveestallen. In de klassieke stal zijn zo bijvoorbeeld noksensoren geplaatst, met per afdeling aparte sensoren. De proefopzet in de nieuwste pluimveestal beschikt zo onder meer over apparatuur met een hoge nauwkeurigheid om de ammoniakemissie perfect in kaart te brengen. De lucht komt binnen via de werkgang en verlaat de stal na afzuigen in een centraal afzuigkanaal. De leiding naar de meetcontainer wordt verwarmd om een goede doorstroom van de emissies te garanderen. “Zo ontstaat geen condens van de emissies in de buizen naar de meetapparatuur en verhinderen we ook het ontstaan van schade aan de meetapparatuur door de gassen”, aldus Kris Debaere.
In de nieuwe stal gebeuren verschillende metingen per compartiment, telkens zorgvuldig afgewisseld door flushing van de aanzuigbuizen. Ook de ventilatiedebieten zijn zorgvuldig geijkt en gemeten. De meetapparatuur kan verschillende gassen waarnemen: ammoniak, koolstofdioxide, methaan, lachgas en water. Tot nog toe konden de onderzoekers effecten waarnemen volgens de seizoenen. Kris Debaere: “Voor methaan en lachgas is de in- en uitgaande concentratie in de pluimveestallen vrijwel nul. In ammoniakemissies zien we duidelijke effecten per ronde vleeskippen naargelang het seizoen. Bij een ronde in de zomer is de ammoniakemissie aanzienlijk hoger dan bij een ronde in de winter.”
Geur en fijn stof moeilijk meetbaar
Van alle emissieonderzoek is het meten van de geuruitstoot één van de moeilijkste onderdelen om vast te stellen. Geur kent een complexe samenstelling met meer dan 300 verbindingen. Voor geurmetingen wordt gebruik gemaakt van de menselijke neus onder de vorm van dynamische olfactometrie. “Een geurstaal wordt verdund met geurvrije lucht in fracties en het moment van omslag tussen de verschillende gradaties is het meetpunt”, aldus ILVO-onderzoeker Loes Laanen. De meetmethodiek heeft voor- en ook nadelen. “Er is geen type geur vast te stellen en er is een grotere variabiliteit in de meting.” Ook fijnstof meten in stallen is niet vanzelfsprekend, zeker in geval van een hoge stofbelading van de lucht ontstaat kans op overschatting bij de gravimetrische methode. Meettoestellen voor continue meting op basis van laser of infrarood bestaan wel maar zijn vanwege de hoge stofbelading van stallucht niet geschikt. “Voor het meten van fijn stof zijn toestellen nodig die robuust genoeg zijn voor gebruik in stalomgeving.”
Het meten van emissies in stallen is vaak maatwerk, zo gaf ook Claire Vandenbussche van ILVO aan. “Waarschijnlijk wordt continue emissiemonitoring wel mogelijk in de toekomst. De vraag rijst wel voor welk type stallen, tegen welke prijs, wat met de emissies buiten de stal en zo meer.”
Doordat veel soorten emissies spelen op dit moment van verschillende stoffen, ontstaat ook verwarring in de praktijk, zo stelde onderzoeker Katrien Boussery, sectoradviseur emissies van het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid. Voor de landbouwsector zijn methaan, lachgas en koolstofdioxide van belang die samenvallen onder de noemer CO2-equivalenten. Ammoniak, fijn stof en geur zijn emissies met een impact op milieu en omgeving. Met name op gebied van methaan liggen grote uitdagingen. “Europees is vastgesteld dat we tegen 2030 een reductie moeten behalen van dertig procent. Vlaanderen zet de norm wat scherper met een reductie van 35 tot 40 procent tegen die tijd.”
Laag-eiwit-rantsoenen voor eiwitreductie
Zowel in de rundveehouderij als in de pluimveehouderij zijn de afgelopen jaren mogelijkheden onderzocht van laag-eiwit-rantsoenen om de ammoniakemissie terug te dringen. ILVO-onderzoeker Karen Goossens zag daar mogelijkheden. “Als het op een goede manier gebeurt, dan kan de ammoniakuitstoot op die manier voor een deel teruggebracht worden. We zien een positief effect op de ammoniakuitstoot bij een laag-eiwit-rantsoen bijgepast met ureum. Het knelpunt is de controleerbaarheid van deze voedermethode voor toevoeging op de PAS-lijst.”
Verschillende typen strooisels geven eveneens verschillen in ammoniakuitstoot. Zo hebben houtkrullen en zaagsel bijvoorbeeld een duidelijk hogere ammoniakretentie. “Proeven met vlaslemen gemengd onder stro geven tot 20 procent ammoniakreductie de eerste twee weken. Verder onderzoek naar verschillende types vlaslemen en variabele verhoudingen vlaslemen en stro is nodig.” Sinds kort lopen praktijkproeven aan het ILVO met mestadditieven waaronder zeolieten. “We zien bij gebruik van zeolieten beloftevolle ammoniakreducties van 20 tot 47 procent. De verschillen in metingen zijn wellicht het gevolg van de andere werking van de kleimineralen. Nu loopt op ILVO een proef om dat in de praktijk verder te testen.”
In de pluimveehouderij zijn eveneens ervaringen met diverse strooiselsoorten maar ook seizoenseffecten en ronde-effecten zijn daar in kaart gebracht. “Vlaslemen scoort goed inzake ammoniakemissie terwijl turf en stro eerder een hoge ammoniakconcentratie opleveren. Die laatste zijn dan wel weer positief voor laesies bij de vleeskippen.” Bij lagere temperatuur in de stallen was de ammoniakemissie eveneens duidelijk lager. Kris De Baere: “Maar we zien een tegenstrijdigheid tussen de emissie en de strooiselkwaliteit. Bij een lagere temperatuur in de stal zien we positieve effecten voor de gewichtstoename maar het aantal laesies neemt in dat geval wel toe.” De huidige trend naar het inzetten van trager groeiende kippen zet ook de wetenschap aan het nadenken. “Veel is daar nog onduidelijk naar rendement en kostprijs toe. Maar ook op vlak van emissies is nog meer duidelijkheid nodig.”
Twee miljoen euro voor onderzoek
Het Innovatiesteunpunt van Boerenbond richt zich ook op nieuwe innovatieve technieken die broodnodig zijn in het kader van PAS-oplossingen. “De lijst met PAS-technieken is nu nog heel kort, voor sommige sectoren zelfs nog onbestaand”, stelde Stijn Bossin van het Innovatiesteunpunt. Boerenbond trekt daarom twee miljoen euro steun uit voor projecten in de komende vier jaar.
De opstart van het Wetenschappelijk Comité vormt al extra wind in de zeilen om te komen tot nieuwe PAS-toepassingen. “Het doel van de steun is om de innovatie te versnellen. We focussen daarbij op allerhande staltechnieken maar ook voeding of additieven, circulaire oplossingen of andere nieuwe verdienmodellen ontwikkelen zijn mogelijkheden.” Projectaanvragen kunnen tot 2 mei ingediend worden bij het Innovatiesteunpunt van Boerenbond.
Tekst: Annelies Debergh
Beeld: ILVO, Martin de Vries
Dit is een artikel uit de Pluimveekrant. Wilt u deze thuis op de mat ontvangen? Abonneer u dan gratis!