Insectenteelt vormt een kansrijk alternatief voor soja en vismeel als eiwitbron in het voedsel van mens en dier. Een nieuw rekenmodel brengt voor het eerst nauwgezet in kaart of, en zo ja onder welke voorwaarden, grootschalige productie ervan economisch haalbaar is.
‘We praten natuurlijk al langer over het gebruik van insecten in de voedselketen’, zegt Henk Hogeveen, hoogleraar Animal Health Management aan de WUR en samen met collega’s Mark Leipertz en Helmut Saatkamp geestelijk vader van het rekenmodel.
‘Deels hebben we het dan over een alternatieve eiwitbron voor mensen, maar vooral voor diervoeding. Met name in de pluimveevleesproductie zorgen insectenlarven voor een heel efficiënte omzetting. Nu maken soja en vismeel nog een groot deel uit van de voeding van pluimvee, maar dat willen we met het oog op duurzame vleesproductie graag vervangen.’
Niet goedkoper
Kunnen we op grote schaal insecten gebruiken om andere eiwitbronnen te vervangen? En heeft dat op termijn ook invloed op wat de consument in de supermarkt betaalt voor zijn kipfiletje? Om die laatste vraag maar vast te beantwoorden: ja, die kans is aannemelijk. ‘als je alle effecten meeneemt, inclusief de verbeterde voederconversie bij pluimvee, neemt bij het gebruik van insectenmeel de kostprijs van pluimveevlees toe’, geeft Hogeveen aan. ‘Maar het gaat hier natuurlijk om een weging van het belang van duurzaamheid versus de prijs.
Dat is een discussie die breder in de maatschappij wordt gevoerd. De onderbouwing ontbreekt daarbij vaak en daar kan ons model bij helpen. We hebben zeker nog stappen te gaan, maar wat er nu ligt, is een prachtige basis om de discussie over insecten in de voedselketen goed te kunnen voeren.’
Zo compleet mogelijk
De onderzoekers gingen niet over één nacht ijs om tot hun simulatiemodel te komen. Allereerst was het niet makkelijk om in de relatief gesloten sector van de insectenteelt alle informatie boven tafel te krijgen. Maar belangrijker was dat ze streefden naar een zo compleet mogelijk model, waar niet sec de kosten
van de productie werden afgezet tegen de opbrengst, maar waar ook zaken als apparatuur, arbeid, huisvesting, energie en zelfs mogelijke bijproducten, zoals olie, in verwerkt zaten. ‘We wilden een model opleveren dat toepasbaar is voor alle denkbare productiesystemen, omstandigheden en scenario’s. Huidige berekeningen zijn voor Nederlandse omstandigheden gedaan, maar het is ook te gebruiken voor hele andere omstandigheden, bijvoorbeeld in de tropen.’
Kosten substraat bepalend
Uit het model blijkt onder meer dat het simpelweg verhogen van de insectenproductie niet bijdraagt aan het rendement. Hogeveen: ‘We zien dat schaalgrootte niet de belangrijkste factor is; cruciaal zijn de kosten van het substraat waarmee de insecten worden gevoed. Die kosten zullen omlaag moeten om een winstgevende operatie mogelijk te maken.
Nu groeien ze vooral op plantaardige reststromen, zoals aardappelschillen. Vliegen gedijen ook op mest, dus zou dat niet ook als substraat kunnen dienen? Daar zijn weer andere risico’s mee gemoeid, dus dan zijn extra kwaliteitscontroles nodig. Welke controles zijn nodig om tot een veilige productie te komen en wat doet dat dan weer met de prijs? Met dit model kunnen we dat soort vragen beter beantwoorden.’