Vogelmijt (of bloedluis) kostte Europese legpluimveehouders in 2004 naar schatting 130 miljoen euro. Tegenwoordig liggen de kosten per jaar waarschijnlijk nog veel hoger. Omdat vogelmijt nog altijd een zeer hardnekkig en complexe bedreiging vormt voor de pluimvee-industrie, startte Wageningen University & Research (WUR), het Poultry Expertise Centre en Bionext, het project Aanpak Vogelmijt bij Pluimvee. Een onderdeel van dat project is de Implementatie van de IPM methode (Integrated Pest Management) op praktijkbedrijven. Hierbij krijgen twintig pluimveehouders en hun erfbetreders/adviseurs, in zeven intensieve kennissessies alle informatie om vogelmijt te beheersen. Op maandag 7 mei j.l. vond de introductiebijeenkomst plaats voor de erfbetreders en adviseurs. Pluimveehouders met niet-biologische bedrijven kunnen zich nog aanmelden.
Vogelmijt zorgt niet alleen voor een lagere en slechtere eierproductie (onder andere dunnere schalen) en uitval, het is ook verantwoordelijk voor de verspreiding van tal van virussen en bacteriën, waaronder vogelgriep en salmonella. Daar komt nog bij dat het ontzettend lastig is de diertjes te bestrijden, omdat ze zich dagenlang kunnen verstoppen in zeer kleine gaten en kieren van de stal. En alsof dit alles nog niet vervelend genoeg is, ontwikkelen ze ook nog eens zeer gemakkelijk resistentie voor bestrijdingsmiddelen.
“Door direct naar synthetische middelen te grijpen, kan het probleem juist groter worden"
Synthetische bestrijdingsmiddelen waren jarenlang de meest voor de hand liggende oplossingen. Maar de praktijk laat zien dat dit vaak niet leidt tot de beheersing van het probleem op lange termijn. “Door direct naar synthetische middelen te grijpen, kan het probleem juist groter worden”, legt onderzoekster dr. ir. Monique Mul van WUR uit. “Om residuen te vermijden, hebben synthetische middelen vaak een korte werkzaamheid. Contactmiddelen zijn hierdoor alweer uitgewerkt op het moment dat het deel van de bloedluizen, dat bij behandeling van de stal verstopt zat, eindelijk tevoorschijn komt. Zo blijft er dus altijd een deel dat niet is blootgesteld aan het gif en overleeft. Dit maakt dat de populatie niet kan worden uitgeroeid. Herhaaldelijke behandeling met een zelfde middel, of met een middel met hetzelfde werkingsmechanisme, zorgt bovendien dat de mijten uiteindelijk resistent worden voor het middel. Hierdoor wordt de kans op bestrijding nóg kleiner”, aldus de onderzoekster.
Omdat de problematiek binnen de legpluimveehouderij zo hardnekkig en ingewikkeld is, heeft het ministerie van LNV, de provincie Gelderland, de gemeente Barneveld, de gemeente Ede, de gemeenten van de Regio Food Valley, AVINED, en het fonds Pluimveebelangen ervoor gekozen om een project te starten. Doel van het gehele project is tweeledig. Allereerst gaat het om de implementatie van IPM (Integrated Pest Management oftewel: Geïntegreerde Plaagdierbeheersing) op praktijkbedrijven. Daarnaast gaat het om de ontwikkeling van een stappenplan voor verantwoord gebruik van middelen tegen vogelmijt.
Schema IPM in 8 stappen
Implementatie van IPM op praktijkbedrijven heeft tot doel de bedrijven een veilige methode te bieden om vogelmijt effectief te beheersen. IPM, een techniek die is overgewaaid uit de ongediertebestrijding en tuinbouwsector, werkt in acht stappen, die steeds worden herhaald. (Zie bovenstaand schema.) Het monitoren van de vogelmijtpopulatie kan op verschillende manieren: automatisch, visueel of met behulp van valletjes. Mul ontwikkelde bijvoorbeeld de automatische vogelmijtteller die in de stal kan worden bevestigd en dagelijks meet of de populatie daalt of groeit. Op deze manier kunnen steeds gerichte stappen worden genomen, die precies zijn afgestemd op de specifieke situatie. Uiteindelijk moet iedere pluimveehouder dit op maat kunnen toepassen op zijn bedrijf. “Vogelmijtbestrijding is geen incidentele bedoening”, legt Mul uit. “Simpelweg een bedrijf inhuren op het moment dat de vogelmijtpopulatie erg groot is, werkt niet op de lange termijn. Het moet voortdurend onder de aandacht zijn. Wie het echt onder controle wil hebben, moet dit een vast onderdeel maken van zijn bedrijfsprocessen”, aldus de onderzoekster.
“We zoeken nog tien niet-biologische pluimveehouders om mee te doen aan dit belangrijke kennisproject”
Afgelopen 7 mei vond een introductiebijeenkomst plaats voor erfbetreders en adviseurs. Bij deze aftrap waren betrokken partijen over de hele breedte aanwezig; van eierhandelaren tot voervoorlichters, en van stalinrichters tot dierenartsen. “Gelukkig voelt iedereen zich betrokken bij het probleem en ziet men de noodzaak van deze aanpak”, laat Mul tevreden weten. Veel bedrijven hebben zich al aangemeld, vooral biologische bedrijven. Mul hoopt dan ook dat meer niet-biologische bedrijven zich aanmelden voor het project. Mul: “We zoeken nog tien niet-biologische pluimveehouders om mee te doen aan dit belangrijke kennisproject. Meedoen is van belang voor de hele sector, maar natuurlijk vooral ook voor pluimveehouder zelf. Want tijdens deze sessies kun je erachter komen hoe vogelmijt aangepakt kan worden en hoe de effecten van de aanpak op jouw bedrijf zich verhouden tot die van andere bedrijven, en andere resultaten. Het is dé manier om een geïntegreerde methode op maat te implementeren en daarmee blijvend grip te krijgen op het probleem.” Aanmelden kan via dit aanmeldformulier.