Eind januari 2020 is een nieuw publiek-private samenwerking (PPS) onderzoek van start gegaan: “Risico Vogelgriep: relatieve rol van insleeproutes en bioveiligheid op en rond het pluimveebedrijf”.
Armin Elbers, epidemioloog bij Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), is de projectleider. In het onderzoek wordt onder andere een onderbouwde schatting gemaakt van de relatieve vermindering van het risico op virus-introductie dat het gebruik van windbreekgaas bij luchtinlaatopeningen van pluimveestallen zou kunnen bewerkstelligen.
Werking van windbreekgaas testen
Eind 2018 is bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer een eerste, experimenteel onderzoek uitgevoerd om de werking van windbreekgaas te testen. Doel van dat onderzoek was om onder geconditioneerde omstandigheden de concentratie vogelgriepvirus, gebonden aan meststof, te meten met en zonder filterwerking van windbreekgaas.
Die eerste resultaten suggereren dat windbreekgaas mogelijk een rol kan spelen in het verlagen van het risico op besmettingen via de inlaat en dit zal naar alle waarschijnlijkheid ook gelden voor andere ziekteverwekkers die aan meststof gebonden zijn. Wat de verwachte relatieve risicovermindering van vogelgriepintroductie in de praktijk zou kunnen zijn is echter de vraag. Factoren die daarbij een rol spelen zijn bijvoorbeeld:
- De concentratie van vogelgriepvirus in wilde vogeluitwerpselen
- De overleving van het virus in de tijd na depositie onder invloed van temperatuur, vochtigheid van de mest, luchtvochtigheid, en UV-straling
- De mate en mogelijkheden van het tot (droge) stof worden van wilde vogelmest en vervolgens vervoer van deze mestdeeltjes via de lucht in de vogelgriep-risicoperiode (Oktober – Maart) die meestal gekenmerkt wordt door vochtige omstandigheden
Verstoffen en vervliegen van eendenmest
In dit onderzoek is WBVR gestart met een inschatting te maken van de kans dat eendenmest verstoft in de vogelgriep-risicoperiode, dan vervolgens vervliegt en er op die manier via de lucht mogelijk aangehecht vogelgriepvirus in de stal terecht komt. Om daar een inschatting van te maken is gestart met regelmatig mest van wilde eenden en van smienten te verzamelen. In een testomgeving in de buitenlucht is de werkelijke veldsituatie nagebootst waarbij de wilde eenden- en smientenmest verdeeld is op een betonnen oppervlak (de verharding rond een stal) en op grasland. Wekelijks wordt vervolgens met een steekproef het vochtgehalte van de eendenmest bepaald. Het vochtgehalte van de eendenmest geeft een goede indicatie of verstoffing van de eendenmest kan optreden.
De metingen worden uitgevoerd in de risicoperiode voor vogelgriep. De metingen voor de periode januari – maart worden nu uitgevoerd en eind 2020 worden die voor de periode oktober – december verricht.
Bron: WUR