Onlangs was ik bij het WVPAC, het wereldcongres voor pluimveedierenartsen. Dit congres wordt elke twee jaar gehouden en wordt bezocht door dierenartsen uit meer dan 70 landen. De informatievoorziening was overweldigend. De bezoekers konden dit jaar kiezen uit meer dan 200 nieuwe publicaties.
De proceedings, zeg maar het boek met de betreffende samenvattingen, wordt dan ook elke keer dikker en kwam dit jaar uit op 485 pagina’s. 485 pagina’s met nieuwe informatie over influenza, NCD, vele andere ziekten, diagnostiek, vaccinontwikkeling, voedingsadditieven en noem maar op. De algemene trend in de pluimveegezondheidszorg is gericht op een betere diagnostiek, betere ziektepreventie en een beter dierenwelzijn. Hierdoor wordt het mogelijk om zogenaamd NAE (‘no antibiotics ever’) vlees te produceren. Dieren die niet ziek worden groeien efficiënter en hebben een beter dierenwelzijn zo is de gedachte.
Gezondheidsniveau Nederlandse Pluimveebedrijven
Nederland wordt wereldwijd gezien als één van de voorlopers op het gebied van de pluimveehouderij. Ontwikkelingen in Nederland, zoals bijvoorbeeld het nationale plan van aanpak voor de vermindering van het gebruik van antibiotica en de ontwikkeling van nieuwe marktconcepten met traaggroeiende vleeskuikens, worden door andere landen met interesse gevolgd. Het gezondheidsniveau op de Nederlandse pluimveebedrijven staat op een hoog niveau in vergelijking met veel andere landen. Dit is voor een deel te danken aan de permanente monitoring van een aantal pluimveeziekten zoals Salmonella, NCD en influenza. Deze monitoring levert een continue stroom data op waaruit opgemaakt kan worden of er ziektedruk aanwezig is en of maatregelen genomen moeten worden. Andere landen die een dergelijke monitoring niet kennen, lopen daardoor vaak achter de feiten aan. Zo ondervindt men in China nog altijd de gevolgen van de influenza uitbraak van een aantal jaren geleden.
Smart farming
Een andere ontwikkeling betreft de toepassing van ‘smart farming’, waarbij hulpmiddelen zo efficiënt mogelijk worden toegepast om kosten te besparen en mogelijke effecten op het milieu te voorkomen. Sensoren monitoren hierbij een bepaalde waarde en geven een seintje aan een regeleenheid of aan de bestuurder van het betreffende proces. Deze processen, die bijvoorbeeld ook in de akkerbouw worden toegepast, vinden ook steeds vaker in de pluimveehouderij hun weg.
Een mooi voorbeeld is de toepassing van infraroodcamera’s. In 2007 bezocht ik ook het WVPAC, dat toen in Beijing in China werd gehouden. Toen ik er naar toe reisde, viel het me op dat er op vliegvelden infraroodcamera’s waren geïnstalleerd. Bij navraag bleek, dat deze camera’s continu de lichaamstemperatuur van de passagiers controleerden, voordat deze in het vliegtuig mochten stappen. Passagiers met een hoge lichaamstemperatuur (dus met koorts) zouden verdacht zijn van een influenza-infectie. Toentertijd ging in sommige landen de zogenaamde ‘Spaanse griep’ rond en daarom moesten verdachte passagiers eerst een sneltest ondergaan, voordat ze in het vliegtuig mochten stappen. Dit was om te voorkomen dat ze het virus van het ene naar het andere land zouden overbrengen. Tijdens het laatste congres hoorde ik weer over de toepassing van infraroodcamera’s. Nu niet bij mensen, maar bij kippen. Infraroodcamera’s in stallen kunnen de lichaamstemperatuur van de kippen in de gaten houden, zo blijkt uit onderzoek. Zo kan sneller worden vastgesteld dat een koppel kippen een infectie onder de leden heeft, waardoor sneller maatregelen genomen kunnen worden.
Sensoren
Pluimveestallen zullen in de toekomst trouwens van meerdere soorten sensoren worden voorzien. Zo zijn er al sensoren die het gedrag van de kippen kunnen waarnemen en op basis daarvan het klimaat kunnen aanpassen of een alarmmelding naar de dierverzorger kunnen sturen. Kippen die het te koud hebben, gaan bij voorbeeld in groepen zitten, wat door een infraroodcamera kan worden waargenomen. Verder kan een infraroodcamera vaststellen als een lekkage optreedt, of als een voerlijn is uitgevallen of een waterlijn droog staat. Op die plaatsen bevinden zich namelijk minder of geen dieren. Verder kunnen sensoren de geur in een stal vaststellen. Hierbij kan gedacht worden aan ammoniak (als indicator voor een te lage ventilatie), maar kunnen ook geurstoffen worden vastgesteld, die op een slechtere vertering wijzen. Ook geluidssensoren kunnen het welzijn van kippen vaststellen. Te weinig activiteit kan duiden op ziekte en teveel activiteit kan wijzen op stress.
Robots
De genoemde sensoren kunnen op een robot gemonteerd worden, zodat alle plaatsen in de stal gecontroleerd kunnen worden. Een aantal fabrikanten, die robots voor pluimveestallen ontwikkelen, zijn al met deze methode aan de slag. Overigens kunnen deze robots ook een sprayvaccinatie uitvoeren, het strooisel rul maken, grondeieren rapen of legkippen van donkere plaatsen verdrijven om grondeieren te voorkomen. Google voor de aardigheid maar eens op ‘poultry robotics’.
“Minder handwerk en meer denkwerk”
Het werken met sensoren en ‘big data’ zal er overigens niet toe leiden dat pluimvee houden vanzelf zal gaan. Het menselijk verstand is en blijft nodig om te controleren of de apparatuur goed werkt en is verder nodig om ‘big data’ te interpreteren en om zetten in een praktisch plan van aanpak. Het management op een pluimveebedrijf zal door deze technieken een andere wending krijgen: minder handwerk en meer denkwerk. Ook het werk van dierenartsen zal veranderen. Zo kunnen dierenartsen via een smartlink bijvoorbeeld het klimaat, de voeropname en de productie op het pluimveebedrijf op afstand monitoren en op basis van deze ‘big data’ hun adviezen geven. Ook hier geldt: minder handwerk en meer denkwerk. Meten is weten…
Auteur: Gerwin Bouwhuis