Intensieve veehouderij zoals varkens- of pluimveehouderij kan leiden tot geuroverlast bij omwonenden. Een onderzoeksrapport van Wageningen Livestock Research geeft overzicht van de beste maatregelen om geuremissie te beperken.
Veehouderijen stoten met hun ventilatielucht geur uit die bij omwonenden van die stallen kan leiden tot geurhinder, verstoring van gedrag en activiteiten, en stressgerelateerde gezondheidsklachten. Regulering van geurhinder nabij stallen vindt plaats d.m.v. de Wet geurhinder en veehouderij. Recent is een evaluatie van deze wet afgerond. Uit die evaluatie blijkt dat het voorschrijven van Beste Beschikbare Technieken (BBT) onderdeel van de oplossing is om te komen tot een lagere geurbelasting van omwonenden van veehouderijen. Er is echter weinig inzicht in welke maatregelen als BBT kunnen worden beschouwd. Binnen die context heeft deze studie tot doel een overzicht te bieden van – en inzicht te verkrijgen in – maatregelen waarmee de emissie van geur uit stallen voor varkens en pluimvee kan worden verminderd. De resultaten van deze studie dienen ter ondersteuning van de evaluatie van de Wet geurhinder en veehouderij en verdere beleidsvorming.
Werkwijze onderzoek
Bestaande en perspectiefvolle nieuwe maatregelen zijn verkregen door een inventarisatie van maatregelen in de Regeling geur en veehouderij inclusief de daaraan ten grondslag liggende onderzoeksrapporten en het uitvoeren van een literatuuronderzoek. Bij het literatuuronderzoek is uitputtendheid nagestreefd. In totaal zijn ruim honderd Engelstalige wetenschappelijke artikelen en Nederlandstalige onderzoeksrapporten verkregen. Alle publicaties zijn gedownload, gearchiveerd en nader bestudeerd. Deze kennis is aangevuld met praktische expertkennis van de auteurs. Maatregelen zijn beoordeeld op o.a. toepasbaarheid, effectiviteit, controleerbaarheid, kostenniveau en eventuele neveneffecten.
Bestaande maatregelen
Op dit moment kunnen geuremissies uit de intensieve veehouderij worden gereduceerd door de volgende end-of-pipe maatregelen:
- Biofilter (alleen pluimvee), met een reductie van 45%
- Chemische luchtwassers (pluimvee, varkens en vleeskalveren), met reducties van 30%
- Biologische luchtwassers (pluimvee, varkens en vleeskalveren), met reducties van 45%
Het operationeel/technisch goed blijven werken van biofilters is een zorgenpunt. Uit recent onderzoek is gebleken dat gecombineerde luchtwassers een lager rendement hebben dan eerder opgenomen in de Rgv. Op dit moment kan de geurhinder (niet de geuremissie) t.g.v. intensieve veehouderijen worden gereduceerd door de volgende out-of-pipe maatregelen:
- Het ombuigen van de ventilatiestroom; van horizontaal naar verticaal
- Het vergroten van de uitstroomsnelheid
- Het verhogen van het emissiepunt (schoorsteenvorming)
- Het verplaatsen van het emissiepunt (verder verwijderd van geurgevoelige receptoren) Deze maatregelen zijn geen onderdeel van regelingen (Rav, Rgv).
Het zijn aanpassingen aan stallen waarmee in de verspreidingsmodellering met V-STACKS vergunningen in de praktijk kan worden gevarieerd om (via atmosferische verdunning) tot een zo klein mogelijke geurbelasting voor de omgeving te komen. Voor geurcomponenten, waarvan geen toxische effecten te verwachten zijn, is het verminderen van hinder via atmosferische verdunning effectief en veilig. Bedacht moet worden dat met deze aanpak mogelijk het verspreidingsgedrag van stofdeeltjes en het endotoxine daarin eveneens verandert: lokale pieken in belasting nabij stallen worden uitgesmeerd over een groter gebied, zodat regionale achtergrondconcentraties mogelijk toenemen. De (gunstige en/of ongunstige) gezondheidseffecten daarvan zijn op dit moment niet bekend.
Perspectiefvolle nieuwe maatregelen
De volgende bronmaatregelen voor bestaande pluimveestallen zijn als perspectiefvolle nieuwe maatregelen beoordeeld:
- Dunnere meststrooisellaag d.m.v. strooiselmestschuiven. In recent onderzoek is vastgesteld dat het dun houden van de strooiselmestlaag in volièrestallen voor leghennen (max. 2-3 cm) in emissiereducties resulteert van circa 20% voor fijn stof en ammoniak. De techniek is per 15 maart 2017 opgenomen in de Rav en de lijst ‘Emissiefactoren fijn stof voor veehouderij’ onder Rav-code E 7.10. Mogelijk reduceert deze techniek ook geur door het verminderen van de hoeveelheid geurbron: metingen tenderen naar een beperkte geurreductie (6 tot 26%), maar deze reductie is niet statistisch significant en daarmee onzeker. Wanneer de wens bestaat het geurreductiepercentage met een grotere mate van betrouwbaarheid vast te stellen om vervolgens op te nemen in de regelgeving, zijn aanvullende geurmetingen nodig. De jaarkosten worden ingeschat op EUR 0,08 per dierplaats voor een standaard leghennenstal en EUR 0,19 per dierplaats voor een standaard ouderdierenstal. De techniek vermindert het leggen van ongewenste ‘buitennesteieren’ en verkleint de arbeidsbehoefte voor het uitscheppen van strooiselmest. Vanwege deze nevenvoordelen is de bereidheid van legpluimveehouders om deze maatregel te implementeren groot.
- Frequent afdraaien mestbanden (dagelijks of vaker i.p.v. wekelijks of twee maal per week). Deze maatregel vermindert de aanwezigheid van bandenmest in pluimveestallen als bron van geur. De maatregel is toepasbaar in alle huisvestingssystemen voor pluimvee met mestbanden en in zowel bestaande als nieuwe stallen. De kosten beperken zich tot een mogelijk verhoogde slijtage van transportbanden en draaiende delen en hogere elektrakosten. De maatregel reduceert tevens de emissie van ammoniak, maar niet die van fijn stof of endotoxine. De reductie in ammoniak- en geuremissie van deze maatregel t.o.v. twee maal per week en wekelijks afdraaien van mestbanden kan vastgesteld worden volgens een adequaat onderzoeksontwerp in voor de Nederlandse situatie Wageningen Livestock Research Rapport 1115 | 9 representatieve en modern uitgeruste stallen voor grond- en volièrehuisvesting. De verkregen relatieve reducties kunnen dan worden toegepast op de absolute (ammoniak en) geuremissies van stalsystemen met twee maal per week of wekelijkse ontmesting.
De volgende maatregelen m.b.t. emissiearme stalontwerpen zijn als perspectiefvolle nieuwe maatregelen beoordeeld:
- Afgescheiden strooiselruimten in de stal. De strooiselmestlaag vormt in pluimveestallen de belangrijkste bron van stofdeeltjes, endotoxinen, micro-organismen, ammoniak en geur. Door strooiselruimten voor “vuil gedrag” (stofbaden, scharrelen) te scheiden van “ schoon gedrag” (eten, drinken, leggen en rusten) kunnen emissies van leghennenstallen vermoedelijk belangrijk worden gereduceerd. Verdere uitwerking van deze oplossingsrichting voor nieuwe stalontwerpen en mogelijk tevens bestaande stallen, vereist samenwerking tussen onderzoekers (m.b.t. ontwerpprocessen, emissieprocessen, dierwelzijn en gedrag), bedrijfsleven (stalinrichters, ventilatiefirma’s) en sector (pluimveehouders). Het is een oplossingsrichting voor de langere termijn. Er kan geen kostenberekening worden gegeven.
- Verlagen debiet (en emissies) door luchtconditionering. Door luchtconditionering kan het ventilatiedebiet worden verminderd en – ten dele – vermoedelijk ook de emissies (als product van debiet maal concentratie) door minder gunstige condities voor vervluchtiging van geurcomponenten en ammoniak en gunstiger condities voor sedimentatie van stofdeeltjes. Daarnaast maakt een kleiner luchtdebiet kleiner gedimensioneerde en goedkopere end-of-pipe oplossingen mogelijk. Deze oplossingsrichting wordt reeds toegepast in sommige pluimveestallen maar kan uitgebreid worden naar meer diercategorieën. Het is een oplossingsrichting voor de langere termijn. Er kan geen kostenberekening worden gegeven.
De volgende end-of-pipe maatregelen zijn als perspectiefvolle nieuwe maatregelen beoordeeld:
- Nabehandeling met koude plasmatechnologie • Fotokatalytische nabehandeling Voor beide technieken geldt dat er internationaal slechts enkele studies uitgevoerd zijn naar de effectiviteit en toepassing in de veehouderij. Verder onderzoek en doorontwikkeling is noodzakelijk om deze technieken te optimaliseren en inpasbaar te maken voor veehouderijbedrijven. Het zijn beide oplossingsrichtingen voor de langere termijn. Er kan geen kostenberekening worden gegeven.
Bron: GroenKennisnet