De wereldwijde toename in de vraag naar dierlijke eiwitten brengt grote uitdagingen met zich mee. Maximaal gebruik maken van reststromen en efficiënt gebruik van voedingsstoffen zijn daarom essentieel. Kennis over verterings- en stofwisselingsprocessen bij dieren in een snel veranderende veehouderij is daarbij onontbeerlijk. Dit betoogt Walter Gerrits op donderdag 31 augustus tijdens zijn inauguratie als persoonlijk hoogleraar Diervoeding aan Wageningen University & Research.
Wereldwijd is de productie van dierlijke eiwitten de laatste decennia enorm gegroeid. Volgens schattingen van de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties, zal de consumptie van dierlijke eiwitten wereldwijd tot 2050 zeker nog blijven stijgen. Deze toename zal voornamelijk plaatsvinden in landen met een relatief laag Bruto Nationaal Product. Met de groei van de productie van dierlijke eiwitten neemt ook de competitie tussen gebruik van land voor productie van voedingsstoffen als diervoer of als voedsel voor de mens toe. Op dit moment wordt ongeveer een derde van de wereldwijde graanproductie ingezet als voer voor dieren, die vervolgens door mensen worden opgegeten. Volgens Walter Gerrits is de belangrijkste uitdaging daarom om het gebruik van land voor de productie van dierlijke eiwitten, dat ook voor humane voedselproductie had kunnen worden gebruikt, te verminderen. Dat kan grofweg op twee manieren: door het maximaal benutten van reststromen en door nog efficiënter met voedingsstoffen voor diervoer om te gaan.
Nutriëntefficiëntie; voedingsstoffen efficiënt inzetten voor groei
Walter Gerrits onderzoekt verterings- en stofwisselingsprocessen bij groeiende dieren; de manier waarop voedingsstoffen zich bewegen door het maagdarmkanaal, en in het bloed worden opgenomen. Een deel van de voedingsstoffen wordt door het dier gebruikt om te groeien, een ander deel wordt gebruikt als brandstof, en komt vrij als warmte. Eiwitten, vetten, zetmeel en vezels zijn de belangrijkste voedingsstoffen die dieren gebruiken voor groei. Het verbeteren van nutriëntefficiëntie (de efficiëntie waarmee voedingstoffen worden omgezet in groei van het dier) kan bijdragen aan het beperken van de hoeveelheid land die nodig is om dierlijke eiwitten te produceren. Er is winst te behalen door voeding beter af te stemmen op het genetisch potentieel van dieren. Ook kunnen we in de toekomst het aanbod aan voedingstoffen beter afstemmen op de behoefte van het dier, door tijdens het groeitraject meer informatie over dieren te registreren. Daarnaast kunnen maatregelen ter bevordering van dierenwelzijn en het verder terugdringen van het antibioticagebruik gevolgen hebben voor nutriëntefficiëntie. Kennis over de consequenties van deze ontwikkelingen voor nutriëntefficiëntie is daarom belangrijk om de ‘feed – food’ competitie in de toekomst te minimaliseren.
Gebruik van reststromen
Een manier om het landgebruik te reduceren, is door maximaal gebruik te maken van ‘reststromen’ als voedsel voor dieren, zoals bijproducten van de levensmiddelen- en energieproducerende industrie. Daarnaast komen in de toekomst nieuwe bronnen beschikbaar. De Nederlandse diervoedersector loopt hierin voorop, maar om de voedingswaarde van nieuwe reststromen goed in te kunnen schatten is onderzoek belangrijk. Bepaalde reststromen, denk aan slachtafval en voedselresten, mogen volgens de huidige wetgeving niet als diervoeder worden gebruikt. Volgens schattingen van de FAO uit 2011 gaat een derde van de wereldwijde voedselproductie verloren tussen oogst en verkoop of wordt verspild na bereiding. Het is een aanzienlijke stroom die nu vooral gebruikt wordt voor de productie van bio-energie. ‘Kennis over hoe reststromen zo efficiënt mogelijk door dieren kunnen worden omgezet en hoe om te gaan met de grote variatie in die reststromen is daarom van groot belang’, aldus Walter Gerrits.
Bron: WUR