Afgelopen week bezochten basisschoolleerlingen van groep 7 en 8 het pluimveebedrijf Visscher in Dalfsen. Eigenaar Erwin Visscher heeft hier een duidelijk doel mee: “We willen de vooroordelen wegnemen. De hele problematiek rondom het milieu wordt vaak aan de landbouw opgehangen. Door scholieren op jonge leeftijd al te laten zien hoe het er werkelijk uitziet hopen we dat beeld te veranderen.”
Visscher zet zijn deuren open en laat de dagelijkse praktijk zien, zonder een moraliserend verhaal op te hangen die eventuele misverstanden bij de jongeren weg zouden kunnen nemen: “We stellen nooit de vraag: wat vind je ervan? We laten alleen zien hoe wij op dit moment werken. Het gaat ons niet om de reacties, maar we laten het gewoon zien. Ze mogen vervolgens zelf hun conclusies trekken.”
Ethische dilemma’s
De band met het onderwijs en het pluimveebedrijf is overigens al jaren heel sterk. Visscher doet elk jaar mee aan een ethiek dag voor VWO leerlingen op een school in Zwolle. Als pluimveehouder staat hij dan zijn mannetje op een dag waarop ‘ethische dilemma’s’ centraal staan. De leerlingen vinden het heel interessant wat ik vertel over de dilemma’s die wij als pluimveehouders hebben. Eén van de mooiste vragen is altijd: wat doe je als je één kip te veel in de stal hebt? De meeste denken dat je een onbeperkt aantal legkippen in de stal kunt hebben. Maar ik leg dan uit dat we te maken hebben met regels en natuurlijk ook ‘normen en waarden’. En met name die laatste is erg belangrijk om mee te geven.”
Eén kip te veel
In het vraaggesprek dat volgt laat Visscher de VWO-leerlingen dan altijd heel even in de schoenen van een controleur stappen: Als een chauffeur één kip te veel bij mij aflevert mag ik die ene kip wel of niet houden? Zij weten niet dat wij officieel onze vergunning moeten inleveren zodra er één kip te veel in de stal staat. Maar de meeste antwoorden dat ze een oogje dicht zouden knijpen en die ene kip extra door de vingers zouden zien. Op zich mooi natuurlijk, maar als ik dan uitleg dat het zo niet werkt omdat het aantal kippen is gebaseerd op de beschikbare ruimte en de verdiensten dan ontdekken ze ‘spelenderwijs’ hoe lastig dit beroep kan zijn.”
Kritischer
Visscher vervolgt zijn verhaal: “Het is niet zo dat ik de illusie heb dat deze schoolklassen geen vooroordelen meer hebben, want die hebben wij zelfs nog. Ik ben bijvoorbeeld niet heel erg thuis in de varkenssector. Dus als ik daarover negatief nieuws hoor, dan neem ik dat al heel snel voor waar aan. Je kan nou eenmaal niet alle details weten over een sector waarin je zelf niet werkzaam bent. De jongeren zullen hopelijk wel iets kritischer zijn op berichten in de media. Het enige wat je kan doen om dat te bewerkstelligen is een positief verhaal vertellen, open zijn en hopen dat ze daar iets van oppikken.”
“Als je de kans hebt om de beeldvorming te verbeteren, dan moet je dat doen”
Om die openheid te illustreren heeft Visscher op de bovenverdieping een ontvangstruimte ingericht met een groot raam richting de pluimveestal: “Daar kunnen ze rechtstreeks in de kippenstal kijken en ontdekken dan vaak: dit is anders dan wij vooraf dachten. Onze visie is dan ook: als je de kans hebt om aan de beeldvorming bij te dragen, dan moet je dat doen in mijn ogen.”
Scharrelkippen
Dat beeldvorming cruciaal is ontdekten Visscher een paar jaar geleden al. Het bedrijf huisvest 100.000 legkippen van het ras Dekalb die hij houdt in een scharrelstal: “Vijf jaar terug waren scharrelkippen prima, maar toen werden we nog vergeleken met legbatterijen. Nu lijkt het erop dat alles vrije uitloop moet gaan worden. Door de vogelgriep van afgelopen winter, konden de consumenten alleen scharreleieren kopen en dat bleek, naast het vrije uitloopei, ook een prima ei te zijn. Daarnaast ontdekt men – mede doordat wij hier onze deuren openstellen – dat de kippen hier ook een goed leven hebben.”
Streekproducten
Ook dichter bij huis blijkt beeldvorming van doorslaggevend belang te zijn: “Wij verkopen onze eieren bij de Jumbo hier in Dalfsen. De eigenaar van die supermarkt kwam naar mij en vroeg of hij onze eieren mocht verkopen als streekproduct. Toen zei ik tegen hem: weet je wel dat het geen bio-eieren zijn? Dat maakt niks uit, zei hij toen. Toen zei ik: maar het zijn ook geen vrije uitloopkippen hoor. Ook daarop zei hij: maakt niks uit. Verbaasd zei ik toen: de markt vraagt daar toch om? Nee, zei hij. Mensen willen vooral weten waar een product vandaan komt. Jullie hebben hier in de regio een goede naam, dus mensen kopen jullie producten graag ook al gaat dat tegen de huidige markttrends in. Zo werkt dat in een dorp als Dalfsen, in grotere plaatsen gaat dat natuurlijk heel anders.”