De pluimveesector wil de gesignaleerde problemen voor omwonenden van pluimveebedrijven als gevolg van emissies van (fijn)stof en endotoxinen aanpakken en op een verantwoorde manier oplossen en wil dit doen in samenwerking met de overheid, deskundigen en ketenpartijen. De ambitie is groot, maar er is wel enige tijd nodig om tot een effectieve aanpak te komen.
De pluimveesector constateert dat de recente maatschappelijk gewenste ontwikkelingen in het kader van dierenwelzijn en diervriendelijke stallen hebben geleid tot meer emissies van fijnstof en endotoxinen. Een aanpak voor de toekomst zal ook daarom integraal moeten zijn, gericht op dierenwelzijn, waarbij daadwerkelijk wordt gekeken naar het dier, maar ook naar milieu en emissies. Maatregelen moeten economisch haalbaar zijn.
De pluimveesector vindt het niet alleen belangrijk om voor omwonenden van pluimveebedrijven de uitstoot van (fijn)stof en endotoxinen serieus te beperken, maar ook voor pluimveehouders zelf, het personeel en de dieren. Daarom zoekt de sector naar maatregelen in de stal en op langere termijn naar combinaties van maatregelen die een integrale oplossing kunnen bieden. Door het ontwikkelen van innovatieve oplossingen en het geven van ruimte aan bedrijfsontwikkeling kan de sector de uitdagingen waarvoor het gesteld wordt het hoofd bieden.
De pluimveehouders verenigd in LTO/NOP en NVP leggen de laatste hand aan een toekomstvisie voor de pluimveehouderij. Deze visie wordt afgestemd met andere ketenpartijen en zal ingebracht worden als input voor de aanpak. De visie is een integrale visie.
In het VGO rapport worden ook enkele positieve conclusies getrokken: minder astma en allergieën rond veehouderijbedrijven en geen aanwijzingen voor meer ziekten door zoönoseverwekkers of antibioticaresistente ziekteverwekkers. Verder worden verschillende uitspraken gedaan over luchtkwaliteit rond veehouderijbedrijven, waarbij ook cumulatieve effecten van buiten de pluimveebedrijven (i.c. verkeer, industrie en maatschappelijk handelen in zijn algemeenheid) van invloed zijn. Niet altijd is duidelijk welk deel van de effecten door de (pluim)veehouderij wordt veroorzaakt. De sector gaat er van uit dat de beoordeling en gewenste aanpak in de (pluim)veehouderij in evenwicht zal zijn met het concrete fijnstof- en luchtkwaliteitsbeleid voor andere sectoren van de economie, zoals verkeer en (chemische) industrie.
Dieraantallen
Het beperken van de bedrijfsontwikkeling op grond van dieraantallen en/of dierdichtheid in een regio en daarvoor decentraal beleidsruimte met instrumentarium creëren, helpt niet het ontwikkelen van een sterke, gezonde, toekomstbestendige en duurzame pluimveesector. Samenwerken en investeren in onderzoek en maatregelen om de innovatieve pluimveesector verder te ontwikkelen en emissiearmer te maken wel. De pluimveesector is daarom niet positief over de door de ministeries van I&M en EZ aangekondigde wet over dieraantallen. De pluimveesector maakt zich zorgen over zeer divers provinciaal beleid. De sector hoopt dat de aankondiging van deze wet op provinciaal niveau niet al gaat leiden tot een stilstand van de veehouderij, waardoor ook ontwikkelingen naar een meer toekomstgerichte en een verder verduurzaamde veehouderij worden gedwarsboomd.
Bron: AVINED