De Europese markt voor pluimveevlees herstelt zich. De marges kwamen in maart en april zelfs hoger uit dan een jaar eerder. Een belangrijke oorzaak is de broedeiprijs, die 1% lager was. Maar voerkosten spelen de grootste rol: die lagen maar liefst 4% lager. Dit is boven verwachting en als grootste kostenfactor is dit een belangrijke daling. De verwachting is dat de voerkosten komend kwartaal stabiel blijven en hooguit licht zullen dalen. Doordat het aanbod van pluimveevlees in Nederland relatief laag ligt als gevolg van de omschakeling naar concepten, blijft de marktsituatie in Nederland gunstig.
Terugblik: stijgende export
De vraag naar pluimveevlees is in Europa nog steeds gematigd, maar de export naar derde landen is in januari en februari met 4,6% toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Vooral naar Zuid-Afrika, de Filipijnen, Hongkong en Oekraïne. Maar zelfs de export van duurdere delen naar Saoedi-Arabië nam toe.
De EU-productie bereikte in het eerste kwartaal een recordhoogte, vooral door de productiegroei in Centraal-Europa (Polen, Hongarije, Roemenië). In Noordwest-Europa daalde de productie echter door de versnelde omschakeling naar welzijnsconcepten. De importen naar de EU stegen vanaf begin dit jaar met 4,5%, ten opzichte van een jaar geleden. En na jarenlange daling van het marktaandeel won Brazilië weer terrein van Thailand. De Braziliaanse export naar de EU steeg met 8%, terwijl de Thaise uitvoer daalde.
Gematigd positief vooruitzicht voor Europa
De zomermaanden staan voor de deur en in die periode is de vraag meestal goed. Dit beïnvloedt de prijs ook in positieve zin. Maar door de sterkere euro wordt de export naar derde landen wel lastiger. En sinds de VS terug is als exporteur (na de AI-crisis in 2015), kunnen exportprijzen onder druk komen te staan. Een sterkere euro heeft wel een positieve uitwerking aan de importzijde van veevoedergrondstoffen. Daarnaast zijn de oogstverwachtingen voor tarwe in Europa goed. Dit kan leiden tot een verdere daling van de voerkosten.
Goed rendement in Nederland
De LEI-monitor laat in het eerste kwartaal een hoger rendement zien dan in dezelfde periode vorig jaar. Vanaf juni 2015 liggen de saldo’s continu boven het langjarig gemiddelde. Een belangrijke ‘driver’ hierbij is de daling van de voerkosten: 8% ten aanzien van een jaar eerder. Deze daling ligt hoger dan die binnen de totale EU. Het voordeel in de import van grondstoffen ligt in Nederland hoger dan gemiddeld in de EU. Ook speelt de omschakeling naar welzijnsconcepten een belangrijke rol. Doordat het aanbod van pluimvee in Nederland is gedaald, verbeterde de marktpositie van leveranciers. Verwacht wordt dat dit de komende kwartalen meer in balans zal komen als de productie binnen welzijnsconcepten haar maximum voorlopig benadert. Intussen blijft de marktsituatie in Nederland gunstig.
Broedeimarkt heeft langere hersteltijd nodig
Ondanks de seizoensmatig hogere vraag naar pluimveevlees, is de markt voor broedeieren de afgelopen maanden nauwelijks hersteld. Dit komt met name doordat nog wordt gezocht naar stabiele afzet voor het toegenomen aanbod uit Nederland. Want door de behaalde hoge rendementen in de sector en de versnelde doorgroei van de welzijnsconcepten in de pluimveevleesproductie (waarvoor een lager aantal én een ander type kuiken nodig is), steeg het aantal moederdieren vanaf 2013 met 10%. De binnenlandse behoefte aan broedeieren neemt hierdoor structureel af en er moet per saldo meer worden geëxporteerd. Tel daar de aanhoudende valutaire druk vanuit de exportmarkten en de geopolitieke issues in de belangrijkste afzetmarkten bij op en de conclusie luidt dat de broedeimarkt langer nodig heeft om te herstellen van het overaanbod.
Door de aanhoudende groei van pluimveevleesproductie in Centraal- en Oost-Europa, voorziet de Rabobank wel mogelijkheden voor herstel van vraag en aanbod. De productie van broedeieren wordt in die regio’s namelijk veelal vertraagd opgepakt. Verwacht wordt dat dit de sector op de lange termijn wel steeds meer parten gaat spelen. Daarmee groeit de behoefte aan meer vaste afzetstructuren en dus indirect de behoefte aan meer ketenregie.
Conclusie: omschakeling nadert voltooiing
De Nederlandse vleespluimveesector heeft zijn veerkracht de afgelopen tijd meer dan eens laten zien. In krap anderhalf jaar is straks in de binnenlandse retail de omschakeling gemaakt van regulier vlees naar conceptvlees. Waarschijnlijk volgt een deel van de foodservicebedrijven dit voorbeeld. Hiervoor is zeer marktgericht gedacht én gehandeld: er zijn nieuwe ketens gevormd en productiesystemen zijn (gedeeltelijk) aangepast. Als de concepten en productie voldoende op elkaar zijn afgestemd, is het de kunst om vraag en aanbod goed aan te laten sluiten. Dat biedt de meeste stabiliteit en dus continuïteit. Een goede ketenregie kan de oplossing zijn.
De reguliere vleeskuikenhouderij staat voor nieuwe keuzes. Doorgaan op de huidige voet, of binnen de mogelijkheden met nieuwe claims komen, zoals een hoge gezondheidsstatus met een lage inzet van geneesmiddelen? Ook de (eind)afnemers oriënteren zich op unieke verkoopclaims (‘Unique Selling Points’). De Rabobank ziet in een onderscheidende positie de kans om zoveel mogelijk uit het (internationale) kostprijsgevecht te blijven. In dit segment zullen eveneens nieuwe ketens en structuren ontstaan die hun kracht in de toekomst kunnen bewijzen, met gegarandeerde afzet en een passend rendement voor elke ketenschakel.
Bron: Rabobank