Hoe kunnen we hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) buiten de stal houden? En als er wel een vogelgriepuitbraak is, hoe beperken we de gevolgen zoveel als mogelijk? Vanwege de constante dreiging van vogelgriep hebben AVINED, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Dierenbescherming een ‘Roadmap strategische aanpak vogelgriep’ ontwikkeld. “Belangrijk speerpunt is het vergroten van de kennis over de insleeproutes van het virus.”
De gevolgen van een HPAI-uitbraak zijn niet gering. Door internationale handelsbeperkingen, ophokplichten en vervoersverboden rondom getroffen bedrijven wordt de gehele pluimveesector getroffen. “Geschatte kosten per uitbraak op een pluimveehouderij worden geschat op een miljoen euro. Nog los van de emotionele schade. Voor een individuele ondernemer bij wie besmette koppels worden geruimd hakt het er natuurlijk flink in”, vertelt Sanne van Zanen, beleidsmedewerker pluimveegezondheid voor Stichting AVINED.
Veel kennis uit 2003
Grote uitbraken van de hoogpathogene variant van de vogelgriep hebben de sector met de neus op de feiten gedrukt. Tegelijk is er door bijvoorbeeld de epidemie in 2003 en andere recente uitbraken veel kennis opgedaan over preventie, monitoring en bestrijding van HPAI. “Gelukkig zijn we recentelijk minder getroffen door vogelgriep, al was de laagpathogene variant wel actueel. Het geeft echter wel aan dat de dreiging structureel is en dat we er als sector samen wat aan moeten doen. De Roadmap is een meerjarig traject. Uiteindelijk hebben we acties uitgewerkt, die gericht zijn op preventie en op het beperken van de gevolgen van een eventuele uitbraak. Het document hebben we in maart 2019 overhandigd.”
28 acties
Onder de regie van AVINED, de Dierenbescherming en het Ministerie van LNV zijn verschillende werkgroepen met deskundigen aan de slag gegaan met verschillende thema’s. Onderwerpen van de bestrijding aan de bron tot de economische gevolgen bij een uitbraak zijn in de gesprekken aan bod gekomen. Iedere partij heeft vanuit zijn of haar deskundigheid de huidige aanpak, de beschikbare kennis, knelpunten, ontwikkelingen en mogelijke veranderrichtingen bij de kop gehad. “Daaruit zijn 28 acties gerold.”
Insleeproutes
Belangrijk speerpunt is het vergroten van de kennis krijgen over de insleeproutes van het virus. Het opstellen van een netwerkkaart is een onderdeel van het zogenoemde Flight Flu-project. Uiteindelijk moet de kaart het contact tussen pluimvee en wilde vogels beschrijven. Dit is verfijnd naar plaats en seizoen, waardoor de insleeprisico’s goed kunnen worden ingeschat. Hierbij wordt rekening gehouden met factoren als de aanwezigheid van een vogelsoort, die het virus meeneemt en over kan brengen, de aanwezigheid van een geschikt habitat van dergelijke vogels rondom het bedrijf, de aanwezigheid van een uitloop, het type pluimvee dat wordt gehouden en de bedrijfshygiëne. “Door het gebruik van fluoriserende stoffen willen we ook inzicht krijgen in hoe HPAI de stal in komt en hoe het zich vervolgens verspreidt.” Daarnaast wordt er gekeken naar de meldcriteria bij een afwijking in het voer- en drinkgedrag..“Dit kan belangrijke inzichten verschaffen. De signalen vormen eigenlijk een ‘early warning’ waarmee we gevolgen kunnen beperken.”
Preventie buiten de stal
Het buiten de deur houden van HPAI begint met preventieve maatregelen buiten de stal. Wilde vogels zorgen namelijk voor de introductie van het virus. Met het treffen van bioveiligheidsmaatregelen kunnen uitbraken worden voorkomen, zo blijkt uit onderzoek. Met het niet voeren of drinken van pluimvee in de uitloop en het dagelijks controleren van de uitloop op grondeieren en kadavers van kippen kan het aantal wilde vogels op het bedrijf worden beperkt. Ook het voorkomen van plassen water in de uitloop, het planten van bomen of andere houtige gewassen, het doorontwikkelen van de hygiënescan waarmee pluimveehouders de hygiënestatus van het bedrijf bepalen, het inzetten van getrainde honden en laserapparatuur om wilde vogels te verjagen, hebben effect.
De wilde vogels zijn ook een belangrijk punt van onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan het verfijnen van risico’s naar plaats en seizoen, monitoring van dode wilde vogels en het uitwerken van een internationale onderzoeksagenda.
Als het gaat om maatregelen op het bedrijf zijn er de afgelopen tijd hoopvolle resultaten geboekt. Zo blijken uit eerste veelbelovende resultaten dat lasers effectief zijn om insleep te beperken. De pluimveesector staat bovendien open voor het preventief vaccineren tegen vogelgriep. Een dergelijk vaccin is nog niet beschikbaar, of nog van onvoldoende kwaliteit. Daarom wordt er gewerkt aan een stappenplan om tot een werkzame oplossing te komen, zonder dat gevolgen heeft voor de handel.
Structuurmaatregelen
Een ander speerpunt in de Roadmap vormen de structuurmaatregelen, waarmee de economische schade bij een HPAI-uitbraak zoveel als mogelijk wordt beperkt. “Met structuur bedoelen we onder andere provincies en gemeenten, met het oog op de insleep uit de omgeving. Dit is iets waar de pluimveehouder zelf weinig invloed op heeft. In de meeste gevallen ontbreekt de ervaring met vogelgriep bij de lagere overheden. Dit zijn echter wel de partijen die vergunningen afgeven, waarmee het risico op insleep van HPAI door wilde vogels bij individuele pluimveebedrijven worden vergroot. Veel heeft te maken met de geografische ligging. De laatste jaren zijn bijvoorbeeld vanwege natuurontwikkeling overloopgebieden of open water aangelegd. Een pluimveebedrijf kan dan ineens in een waterrijk gebied liggen.” Vanuit de Roadmap wordt nu gewerkt aan een plan van aanpak. Hierin worden onder andere risicoprofielen geschetst waarop provinciale omgevingsplannen, gemeentelijke bestemmingsplannen en natuurontwikkelingsplannen kunnen worden gestuurd.
Sanne van Zanen haalt als belangrijk aandachtspunt voor de leghennenhouderij ook de afwaardering van de eieren aan. Eieren van bedrijven met een vrije uitloop verliezen namelijk hun status als de kippen langer dan zestien weken worden opgehokt. “Met alle economische gevolgen die op het bordje van de leghennenhouder komt. Daar moeten we naar kijken. Via de brancheorganisaties pleit de sector voor het verlengen naar twintig weken. Het is wel een uitdagend traject, omdat dit Europees geregeld moet worden.”
Structurele communicatie
Communicatie is een ander belangrijk piketpaaltje dat in de Roadmap Vogelgriep wordt geslagen. “De uitbraken in het verleden hebben ons geleerd dat ervaring helaas een hoop doet. Inmiddels heeft vogelgriep meer aandacht gekregen. Vanuit AVINED proberen we in te zetten op structurele communicatie in de hoop de bewustwording bij pluimveehouders en erfbetreders nog verder te vergroten. Dat begint met de hygiëne en bioveiligheid op en rondom het bedrijf. We weten dat er al heel veel gebeurt, maar we moeten de lat misschien nog wel hoger leggen.”
Natte natuurgebieden uitdaging
De uitvoering van de Roadmap stelt Eric Hubers, voorzitter van pluimveeorganisatie AVINED en de vakgroep pluimveehouderij van LTO/NOP, tevreden. Het risico van een HPAI-besmetting wordt op dit moment als laag ingeschaald, maar Hubers bepleit waakzaamheid. Vooral de natte natuurgebieden vormen wat hem betreft een uitdaging. “We hebben met de laatste grote uitbraken gezien dat het virus zich niet verspreidt tussen natuurgebieden, maar vooral wordt geïntroduceerd bij de natte natuur. Alhoewel een uitbraak verschrikkelijk is, is het een geluk dat de pluimveedichtheid in die gebieden vrij laag is.” Ondanks scherpe hygiënemaatregelen op de bedrijven wist het virus wel de stal in te komen. “Er zijn zelfs recidivestallen waarbij je niet begrijpt hoe het virus daar binnen is gekomen.” Hubers gaat er vanuit dat aerosolen via ventilatiesystemen, worden verspreid. “Dat baseer ik op de patronen. Wetenschappers houden vanzelfsprekend een slag om de arm, maar beredenerend met gezond boerenverstand lijkt het aannemelijk dat een hoeveelheid van het virus door de lucht de stal in komt. Los natuurlijk van de plekken met ongedierte en hygiëneproblemen, maar destijds zijn ook bedrijven met strenge protocollen besmet.”
“Robuuste barrière tegen virus creëren”
Hubers stelt dat de centrale vraag voor de toekomst moet zijn hoe je een barrière opwerpt zodat het virus niet via de natte natuur de stal in komt. “De Roadmap heeft ons geholpen om de bewustwording in de sector, maar ook provincies, gemeenten en waterschappen te vergroten. Denk bijvoorbeeld aan baggerwerkzaamheden. Daar zouden we misschien anders mee om moeten gaan in een risicoperiode.” De pluimveevoorman is ook blij dat een concrete oplossing in de vorm van vaccinatie in de Roadmap is opgenomen. “Nu kunnen we beginnen met een stappenplan, ook omdat de overheid inziet dat er internationaal stappen gezet moeten worden. Want we moeten de export van producten wel in de benen houden, ook als er gevaccineerd wordt.” Hubers vindt de tijd bovendien rijp om de alom toegepaste hygiënescan te verdiepen en als het ware een 2.0-versie te maken. “Waarin we de barrière tegen het virus nog degelijker maken.”
Andere manier van bouwen
Voor de pluimveestallen in de buurt van natte natuur stelt Hubers voor om scherp te kijken naar de ventilatie, met als uitgangspunt het elimineren van de aerosolen. “Dat botst bij leghennen wel enigszins met de wens naar bio en vrije uitloop, want daar ligt een extra risico. Misschien moeten we in de risicogebieden wel naar een andere manier van bouwen kijken, om zo weinig mogelijk van die aerosolen binnen te krijgen. Denk aan een oplossingen zoals Rondeelstallen, zonder dat pluimveehouders in de gevarenzone komen.”
En waar staan we dan over vijf jaar? “Als je me die vraag in 2014 had gesteld, dan had ik gezegd dat we over tien jaar waarschijnlijk wel een intelligent vaccin zouden hebben. Ik ben daar nu minder stellig in, omdat er nu misschien wel meer bedenkingen over vaccinatie zijn”, geeft Hubers aan, “Wel denk ik dat we tegen die tijd nog beter zijn in het vroegtijdig signaleren en anticiperen, waardoor we risico’s nog sneller elimineren. Nederland is daar door de ervaring met vogelgriep heel alert in geworden. Je ziet dat andere landen ook in deze ontwikkeling meegaan. Hoe cru ook, iets waar je ervaring mee hebt, wordt je beter in. Ik denk dat we over vijf jaar chirurgische oplossingen hebben om de gevolgen van een uitbraak te beperken. Dat zag je in 2017 al, waarbij we op vijfhonderd meter van een besmet bedrijf, niet hebben geruimd. Met dergelijk maatwerk kunnen we de impact op de sector beperken. Overigens wel altijd met de kanttekening dat iedere nieuwe uitbraak, zich ook weer op een andere manier laat zien. Dus ik wil ook niet te euforisch zijn, maar ik durf wel te zeggen dat de aanpak steeds professioneler wordt.”
Tekst: Martin de Vries
Foto: Wageningen Bioveterinary Research