De vergunningverlening én de natuur zijn gebaat bij een breder palet aan maatregelen om de stikstofproblemen het hoofd te bieden, in plaats van uitsluitend in te zetten op vermindering van stikstofdepositie.
Om voor de langere termijn structurele verbetering te realiseren en vergunningen te kunnen verlenen voor economische activiteiten als de bouw en de landbouw, is het noodzakelijk ook in te zetten op andere maatregelen om de natuur te versterken. Stikstofmaatregelen om een dalende trend in stikstofdepositie te bereiken blijven – zeker op korte termijn – noodzakelijk om vergunningverlening rond natuurgebieden mogelijk te houden en de natuurkwaliteit te verbeteren.
Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de verschenen policy brief ‘Stikstof in perspectief’.
Waarom is stikstof een probleem?
Stikstof was voorheen voor velen een abstract begrip. Inmiddels heeft de uitstoot van stikstof – die leidt tot neerslag van die stikstof in onder meer natuurgebieden, de hiervoor al genoemde stikstofdepositie – gevolgen voor vergunningverlening en daarmee het nabije toekomstperspectief voor onder andere bouwbedrijven, woningzoekenden, en boerengezinnen. Tegelijkertijd maken natuurbeschermers zich zorgen over de concreet zichtbaar wordende gevolgen van stikstofdepositie in de natuur.
De Habitatrichtlijn stelt dat om vergunningverlening mogelijk te maken de natuur niet mag verslechteren, en in sommige gevallen zelfs moet verbeteren. Daarbij wordt veel naar de effecten van stikstof op natuur gekeken omdat een brede wetenschappelijke consensus bestaat over de gevolgen van stikstofdepositie voor de natuur. Dit wil echter niet zeggen dat het reduceren van stikstofdepositie ook op langere termijn steeds de ultieme aanpak is om de natuur te verbeteren. De gewenste aanpak verschilt van Natura 2000-gebied tot Natura 2000-gebied. De Raad van State en het Europese Hof van Justitie toetsen Nederlandse vergunningverlening aan het al dan niet verslechteren van de natuur. Deze toetsing zorgt voor beperkingen bij de vergunningverlening.
Naar een wenkend perspectief
Door al voorgenomen maatregelen van Rijk en provincies verbetert naar verwachting gemiddeld over heel Nederland tussen 2015 en 2027 de kwaliteit van de natuur. Die verbetering is echter nog niet voldoende voor alle plant- en diersoorten om achteruitgang te stoppen. Om die reden stagneert vergunningverlening nu voor een groot deel en wordt in Nederland alom de noodzaak gevoeld om tot oplossingen te komen. Hoe dan ook zal het werken aan een dalende trend in stikstofdepositie om vier redenen belangrijk zijn:
- om de kwaliteit van de natuur te bevorderen;
- omdat het op korte termijn de enige mogelijkheid is om ruimte te creëren voor vergunningverlening, mits dit juridisch houdbaar blijkt;
- omdat een dalende trend op termijn meer ruimte creëert voor stikstofuitstotende activiteiten;
- omdat een dalende trend meer garantie biedt dat er van rechtswege geen reeds onherroepelijke vergunningen hoeven worden ingetrokken.
Breder perspectief
Stikstof is echter slechts één van de knoppen om aan te draaien om de kwaliteit van de natuur verder te beschermen. Kansrijke andere mogelijkheden voor de langere termijn zijn met name natuurgebieden ontsnipperen (van soms kleine ‘postzegels’ aan natuur naar grotere aaneengesloten gebieden) en de waterkwaliteit en waterkwantiteit verbeteren. Ook deze maatregelen kunnen bijdragen aan de ruimte voor vergunningverlening. Een voorwaarde hierbij is dat deze maatregelen per Natura 2000-gebied onderbouwd zullen moeten worden in een omvattend ecologisch oordeel. Dit oordeel kijkt verder dan louter de effecten van stikstof op natuur. Daarbij wordt dan breder gekeken naar regionale omstandigheden en naar oorzaak-gevolg relaties, zoals de effecten van het verhogen van de grondwaterstand.
Wetenschappelijke autoriteit
Daarom doet het PBL het voorstel om een wetenschappelijke autoriteit in te stellen. Deze autoriteit kan de plek bieden waar een omvattend ecologisch oordeel geveld wordt en gewicht krijgt. Dit oordeel kijkt dus verder dan stikstof en kan worden gebruikt als onderlegger voor beleid, besluitvorming over vergunningaanvragen, en indien nodig in juridische procedures.
Bron: PBL