De herintroductie van dierlijke producten in leghennenvoer is voor Agruniek Rijnvallei (AR) succesvol uitgepakt. Directeur Johan Schutter blikte aan het begin van de kennisbijeenkomst pluimvee van AR op dinsdag 16 januari tevreden terug op deze ontwikkeling.
Verwerking van dierlijk eiwit in diervoeders was sinds de jaren ’90 not done. Maar omdat mogelijke risico’s steeds beter in te dammen zijn, kwamen er de afgelopen jaren steeds meer geluiden dat gebruik van dierlijk eiwit in veevoer weer terug kon komen. “We wisten niet wanneer, maar we wisten wel dat we er klaar voor moesten zijn”, vertelt Schuttert.
Klaar zijn voor verwerking van dierlijk eiwit betekent onder andere dat productie en logistiek erop ingericht moeten zijn en dat er afspraken liggen met leveranciers van dierlijke producten. “Toen we ermee begonnen hebben we tegen leveranciers gezegd dat we driedubbele zekerheid wilden. Er mag geen enkele enterococ in zitten”, aldus de AR-directeur.
Om zekerheid te krijgen over de veiligheid van de dierlijke producten worden door de leverancier meerdere stappen gezet. Als eerste wordt het product verhit, waarna het wordt onderzocht op aanwezigheid van ziekteverwekkers. Vervolgens wordt het enige tijd opgeslagen, waarna weer een onderzoek plaatsvindt. Als uit dit onderzoek blijkt dat er geen ziekteverwekkers zoals clostridium of salmonella aanwezig zijn, dan pas wordt het geleverd aan de mengvoerfabrikant.
Volgens Schuttert is in de praktijk de meerwaarde van dierlijk eiwit goed te zien. “De dieren doen het er goed op. Het zorgt voor een betere vertering en een beter verenkleed.”
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Agruniek Rijnvallei