Gedurende het leven van een vleeskuiken schommelt zijn gemiddelde temperatuur tussen de 40.5 en 41.5 graden Celsius. Dat betekent niet dat alle kuikens deze temperatuur hebben: de temperatuur van kuikens wordt bepaald door de hoeveelheid warmte die de kuikens produceren, en de warmteoverdracht tussen het kuiken met zijn omgeving.
Factoren die de warmteproductie of warmteoverdracht beïnvloeden, hebben dus direct effect op de kuikentemperatuur.
Luchtsnelheid
Eén van de factoren die invloed hebben op de warmteoverdracht is de luchtsnelheid. Zonder luchtbeweging wordt er geen warmte aan- of afgevoerd; bij een hoge luchtsnelheid wordt de warmte gemakkelijk aan en afgevoerd. Verder kunnen jonge kuikens hun warmteregulatie nog slecht zelf regelen, waardoor ze meer van de omgeving afhankelijk zijn. Warmte ontstaat als afvalproduct bij fysiologische processen als groei en onderhoud. Naarmate de kuikens ouder worden, produceren ze meer warmte. Echter, het wordt voor een kuiken steeds moeilijker om deze warmte af te dragen.
Te warm
Doordat kuikens groeien, krijgen ze een relatief kleiner oppervlak om de warmte af te geven. Tevens krijgen de kuikens met het toenemen van de leeftijd een beter ontwikkeld, meer isolerend verenpak. Kuikens die het warm hebben raken overtollige warmte en energie kwijt door te hijgen en stoppen met eten totdat de kuikentemperatuur weer rond de 40.5 – 41.0 graden Celsius ligt. Een stijging van de waterconsumptie is ook een indicatie dat kuikens het te warm hebben.
Windchill
Een hoge starttemperatuur helpt jonge kuikens hun lichaamstemperatuur voldoende hoog te houden. Op jonge leeftijd dreigt namelijk het gevaar dat de kuikentemperatuur te laag wordt. Met het toenemen van de leeftijd van de kuikens wordt de staltemperatuur afgebouwd, om te voorkomen dat de kuikentemperatuur te hoog oploopt, en de kuikens hier schade van ondervinden. Voor een enkel, alleenstaand kuiken kan de omgevingstemperatuur zo worden ingesteld dat de kuikentemperatuur precies goed is. Voor een koppel kuikens is dat een ander verhaal: bij een hoge bezettingsdichtheid is het naar het eind van de productieronde steeds moeilijker om de warmte bij alle kuikens evenredig weg te nemen. Een hoge, uniforme luchtsnelheid kan daarbij bij hogere luchtsnelheden is een extra factor die de kuikentemperatuur omlaag brengt (Figuur 1).
Windchill effect
Afhankelijk van de leeftijd van een kuiken, is het windchill effect anders (Figuur 2).
Jonge kuikens, zijn veel gevoeliger voor wind dan oudere kuikens door verschillen in ontwikkeling, verenpak, gewicht, en doordat de wind veel effectiever tussen de jonge kuikens door gaat. Oudere kuikens blokkeren de luchtstroom, waardoor de kuikens elkaar meer uit de wind houden en er meer variatie in kuikentemperatuur kan ontstaan. Bij het uitvallen van ventilatoren kan de kuikentemperatuur snel oplopen tot hoge waarden (Figuur 3).
Binnen vijf uur kan de kuikentemperatuur hierdoor twee graden stijgen. Wanneer daarna de ventilatoren een windsnelheid van 0,5 meter per seconde over het kuiken blies, daalde de kuikentemperatuur 0,2 graden per uur. Na vier uur was het kuiken nog steeds te warm. Een luchtsnelheid van twee meter per seconde bracht het kuiken binnen twee uur terug op de oorspronkelijke temperatuur (-1 graad Celsius per uur).
Hoe verder?
Voor het implementeren van de relaties tussen windsnelheid en kuikentemperatuur in verschillende systemen is het altijd verstandig de kuikentemperatuur gedurende een mestronde te volgen. Dit kan dan vergeleken worden met de standaardinstellingen voor temperatuur en luchtsnelheid, waarna aanpassingen kunnen worden gedaan die ook geëvalueerd dienen te worden.
Gedrag bij temperatuur
Ook het gedrag van de kuikens met betrekking tot temperatuur kan een grote rol spelen. Kuikens die het koud hebben zullen proberen een warmere plek te vinden. Kuikens die het te warm hebben zullen ook proberen deze extra warmte kwijt te raken. Bij een hoge en uniforme luchtsnelheid en luchttemperatuur is het goed mogelijk dat niet alle kuikens bij gelijke kuikentemperatuur worden gehouden. Uniformiteit in ontwikkeling (denk aan hennen / hanen, opstart condities of broedproces) speelt hierin een belangrijke rol. Uniforme condities voor een koppel niet uniforme kuikens is funest voor het eindresultaat. Het kan helpen wanneer de kuikens de mogelijkheid wordt aangeboden om hun lichaamstemperatuur te sturen. Hierbij denken ze aan het installeren van warmtelampen of windbreekkleppen.
Dit is een artikel uit de Pluimveekrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst: Sander Lourens, Aeres Hogeschool Dronten
Beeld: Martin de Vries