In 2019 werd aangekondigd dat kuikens binnen 36 uur na uitkomst moeten kunnen beschikken over water en voer. De pluimveesector kreeg vijf jaar de tijd om dit te realiseren. Dit jaar is het dus zover en moeten kuikens vlot na uitkomst over voer en water kunnen beschikken. Technisch lukt dit wel. Zo zijn er systemen ontwikkeld voor vroege voeding in de broederij en uitkomst in de stal. Maar schieten het kuiken en de pluimveehouder er iets mee op? Daarover is nog veel onbekend.
Tijdens de studiedag van de World Poultry Science Association (WPSA), World Veterinary Poultry Association (WVPA) en Agrivaknet op 14 maart jongstleden in Wijchen gingen diverse deskundigen in op de meerwaarde en veronderstelde meerwaarde van vroege voeding bij eendagskuikens. Hoewel de verplichting van vroege voeding genomen is vanuit het oogpunt van dierwelzijn, kan het ook effect hebben op de technische resultaten. Daar ging Conny Maatjens van CIQ Consultancy op in. Zij pakte er onder anderen een studie bij van Ingrid de Jong van WUR uit 2017. Dit betreft een meta-analyse van alle wetenschappelijke literatuur geschreven tussen 2000 en 2016 op het gebied van vroege voeding. Hieruit komt onder anderen naar voren dat onthouding van water en voer tussen 36 en zestig uur na uitkomst een negatief effect heeft op het lichaamsgewicht van het dier op latere leeftijd en op de uitval. Dat laatste was dus hetgene wat mensen aan het denken zette en wat de trigger is geweest voor nieuwe wetgeving.
Is resterend eigeel niet voldoende?
Een kuiken heeft na uitkomst de beschikking over resterend eigeel. Het dier groeit op in de dooier en neemt in de laatste dagen in het ei het restant hiervan op in de buik. Tot ongeveer vijf dagen na uitkomst neemt het kuiken voedingsstoffen hieruit op via de bloedbaan of de darmen. “Zie het resterend eigeel als een soort lunchtrommel voor het kuiken”, vertelt Jan Wijnen van HatchTech, leverancier van broedmachines. Is dit dan niet voldoende om de eerste dagen door te komen? Wijnen is van mening van niet. “Een kuiken dat na uitkomst geen voer en water krijgt, neemt af in gewicht. Nu zul je zeggen, dat doet een pasgeboren baby ook en dat wordt alom geaccepteerd. Maar die pasgeboren baby krijgt meteen de borst of de fles. Een kuiken moet soms lang wachten op voeding. Je ziet het ook in de praktijk. Bied je vroeg water en voer aan, dan nemen ze het op. Als dat niet nodig zou zijn, zouden ze dat niet doen.”
“Zie het resterend eigeel als een soort lunchtrommel voor het kuiken”
Heeft vroege voeding dan effect op opname van het resterend eigeel? Wijnen: “Er zijn studies die dat laten zien, maar er zijn ook heel veel studies die zeggen dat het geen effect heeft. Er wordt ook wel eens gesteld dat vroege voeding dooierzakontsteking in de hand kan werken. Dat is nog door geen enkele studie aangetoond.” Wijnen denkt wel dat vroeg gevoerde kuikens anders omgaan met de het resterend eigeel. “Vroeg gevoerde kuikens halen vooral de bouwstoffen eruit, andere kuikens gebruiken het voor de energievoorziening, dus om te overleven.”
Invloed op technische resultaten
De invloed van vroege voeding op de technische resultaten lijkt positief. Maar zowel Maatjens als Wijnen vertellen erbij dat succes ook van andere factoren afhangt. Voornamelijk van de temperatuur. “De dooieropname wordt bepaald door de temperatuur gedurende het hele broedproces en de eerste vier à vijf dagen na uitkomst. Voor de ontwikkeling en het onderhoud van de dunne darm is deze dooieropname belangrijk tijdens de eerste 48 uur na uitkomst. In de eerste periode na uitkomst wordt namelijk het darmsysteem ontwikkeld. Gebeurt dit niet goed, dan heeft vroege voeding ook niet het gewenste effect”, vertelt Maatjens.
Uit de resultaten van een praktijkstudie uit 2018 van Ingrid de Jong, uitgevoerd op zeven verschillende bedrijven betreffende on-farm hatching die Maatjens erbij pakt, is te zien dat vroege voeding duidelijk effect heeft op het lichaamsgewicht van de kuikens op dag 0. Gevoerde kuikens zijn gemiddeld zwaarder dan niet-gevoerde kuikens. Echter, op dag 40 hadden de kuikens die geen vroege voeding hadden gekregen de anderen weer ingehaald qua gewicht. Het uitvalspercentage op dag 7 was 0,73 versus 0.90. De totale uitval was 2,94 tegenover 3,19 bij niet gevoerde kuikens. Qua slachtgewicht en voederconversie deden beide groepen praktisch niet voor elkaar onder.
Jan Wijnen wijst er wel op dat dit een losse studie betreft die volgens hem een minder goed beeld geeft van wat men daadwerkelijk door vroege voeding kan verwachten dan dat de meta-analyse van Ingrid de Jong uit 2017 laat zien. “Daar hebben ze tal van dit soort studies samen genomen en als het ware gekeken welke consistentie erin zit. Conclusies voor de technische resultaten zijn dat bij vroege voeding er een significant hoger gewicht is bij slacht. Hoewel het verschil in gewicht tussen vroeg gevoerde en laat gevoerde kuikens kleiner wordt naarmate de tijd verstrijkt, blijven vroeg gevoerde kuikens significant zwaarder op slachtleeftijd. Ook was er een betere voerconversie, maar alleen als de duratie van laat voeren lang was. Kanttekening hierbij is dat de voerconversie niet is gecorrigeerd voor lichaamsgewicht. De sterfte bij vroeg gevoerde kuikens was lager.”
Invloed op stress
Qua welzijn zijn er geen significante verschillen gevonden, maar Maatjens vertelt dat mogelijk door een betere en vroegere darmontwikkeling er op latere leeftijd minder problemen zijn met nat strooisel en er daardoor mogelijk minder voetzoollaesies optreden. “Dit is niet significant, maar we kunnen wel zien dat er een lichte trend is in verbeterde strooiselkwaliteit en minder voetzoollaesies”, vertelt ze op basis van publicaties uit 2020 en 2021. Wijnen deed zelf onderzoek naar stress bij gevoerde en niet gevoerde kuikens. “Bij kuikens die geen voer en water hebben gehad zie je het stresshormoon corticosteron toenemen. Op 48 uur na uitkomst lag dit bij de niet gevoerde kuikens bijna twee keer zo hoog als bij kuikens die wel water en voer hadden gekregen. Maar dit kan ook een metabole reactie zijn. Daarom moet je ook naar het gedrag kijken. Dit is nagenoeg nog nooit gedaan. Alleen in 2016 is een onderzoek gepubliceerd waarin het verschil in drang om te ontsnappen uit een krat zonder voer en water is bekeken. Tot 36 uur na uitkomst gebeurde er niet zoveel, daarna namen de ontsnappingspogingen significant toe.”
Wijnen laat ook voorbeelden zien van tests waaruit blijkt dat kuikens die vroege voeding hebben gekregen beter bestand zijn tegen coli-infecties. “Maar dit is ook afhankelijk van het broedproces. Kippen kunnen beter tegen een stootje als ze goed gebroed zijn én vroege voeding hebben gehad”, zegt hij. Het is ook gebleken dat een gevoerd kuiken gemakkelijker zijn warmte kwijt kan. “Kuikens kunnen warmte kwijtraken via de pootjes naar de bodem en door warme vochtige lucht uit te hijgen. Schijnbaar kunnen gevoerde kuikens beter hijgen doordat ze nog niet uitgedroogd zijn/gedronken hebben”, vertelt hij. “Toch heeft een gevoerd kuiken de voorkeur voor een wat lagere omgevingstemperatuur omdat hun lichaam al meer warmte produceert door vertering en groei.”
Wat betekent het financieel?
Vroege voeding vraagt om een investering. Hetzij in de broederij, hetzij op het gebied van onfarm hatching. Hoe wordt deze investering terugverdiend? Door betere technische resultaten? Door een meerprijs voor de kuikens? Maatjens geeft een globale berekening voor wat betreft onfarm hatching. “Als je eieren in je stal krijgt, moet je dagen inleveren. Al gauw zal dit betekenen dat je ongeveer een halve ronde misloopt, uitgaande van acht rondes per jaar. Voorgebroede eieren zijn nog altijd goedkoper dan kuikens. Als je dan uitgaat van een lichaamsgewicht van tien gram meer en een verbetering van de voerconversie met één punt, dan levert dat in een stal met 20.000 kuikens ongeveer 3.500 euro op.
Dat is natuurlijk afhankelijk van stalmanagement, antibioticagebruik, en marktprijs.” Kun je de halve ronde die je hier minder door hebt dan compenseren? “Bij vroeg gevoerde kuikens kun je misschien uitgaan van twee dagen minder per ronde omdat het kuiken vroeger start. Maar bij een gelijke groei, dus uitgaande van een gelijke voederconversie levert dat niet zoveel op. Een gevoerd kuiken kost misschien 0,02 cent meer. Dan zit er toch normaal gesproken een voordeel aan. Op het eind blijft het een langetermijn-investering. Uiteindelijk zal zich deze moeten terugverdienen. Door een betere marktprijs of door betere technische resultaten.” Jan Wijnen sluit zich daarbij aan. “Als je het allemaal goed doet, lijkt het beloond te worden.”
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Martin de Vries en HatchTech