Pluimveehouders die hun stallen lieten schoonspuiten met het verboden middel fipronil hebben weinig kansrijke mogelijkheden om hun schade direct te verhalen. Het bedrijf Chickfriend die het middel gebruikte biedt vermoedelijk geen verhaal, de verzekeraars dekken de schade niet en het noodfonds voor de pluimveesector keert zonder aanpassing van de voorwaarden niet uit. Maar gaat de toezichthouder in Nederland (NVWA) wel vrijuit? De Belgische minister Ducarme vindt van niet.
Wanneer was vergiftiging bekend bij toezichthouder?
Het is bekend dat de NVWA op 19 juni 2017 formeel vragen kreeg van de Belgische collega toezichthouder (FAVV) over Chickfriend en haar toeleverancier. Pas op 7 juli 2017 heeft de NVWA een inspectie uitgevoerd bij Chickfriend. Daaruit bleek dat het in Nederland niet toegelaten fipronil werd gebruikt. De NVWA had in medio juni 2016 dus duidelijke aanwijzingen en op 7 juli 207 zelfs bewijs dat bij de behandeling door Chickfriend eht verboden en giftige fipronil werd gebruikt. Toch duurde het tot eind juli 2017 voordat door de NVWA actie werd ondernomen en het publiek werd geïnformeerd.
Uit een memo van 22 juli 2017 van de NVWA zelf blijkt dat de NVWA al in november 2016 was getipt over het gebruik van fipronil bij de bestrijding van bloedluis bij kippen. Toen werd echter geconcludeerd dat er geen reden was voor ingrijpen.
Daarmee rijst de vraag of de NVWA wel juist heeft gehandeld. Als de NVWA sneller had ingegrepen dan hadden de eieren en kippen van Nederlandse pluimveehouders geen vergiftiging met fipronil opgelopen en was er geen of veel minder schade geweest.
Wanneer is een toezichthouder aansprakelijk?
Deze vraag is voor de financiële sector beantwoord door de Hoge Raad in de zogenaamde “Vie d’Or”-zaak met diverse uitspraken van de Hoge Raad in tussen 2004 en 2006. In die kwestie was een levensverzekeringmaatschappij failliet gegaan waarbij de polishouders gedupeerd werden. Zij spraken de betrokken accountants maar ook de toezichthouder de Verzekeringskamer aan. Daarbij oordeelde de Hoge Raad dat een toezichthouder aansprakelijk is als deze niet heeft gehandeld als van een redelijk handelend toezichthouder mocht worden verwacht. De Hoge Raad vond dat in dat geval de toezichthouder te laat en niet ingrijpend genoeg had ingegrepen bij de levensverzekeringsmaatschappij. De toezichthouder (Verzekeringskamer) was hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van de polishouders.
De “Vie d’Or”-kwestie kan natuurlijk niet een-op-een worden vergeleken met de “fipronil”-kwestie. Een belangrijk verschil is dat bij de Vie d’Or kwestie de toezichthouder van financieel toezicht hield op consumentenbelangen en die belangen werden geschaad. Daarbij geldt dan op grond van de wet en uitspraken van rechters een bijzondere zorgplicht. De vraag is of die bijzondere zorgplicht ook geldt bij het toezicht door de NVWA. Ook is de vraag of de NVWA alleen opkomt voor de belangen van consumenten of ook voor de belangen van de pluimveerhouders. Het NVWA heeft als wettelijke taak het toezicht op onder andere de Warenwet (eieren) ten behoeve van met name consumenten maar ook op de Wet dieren en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Een gespecialiseerd team van A&S advocaten onderzoekt op dit moment de mogelijkheden van een procedure tegen de NVWA (de Staat) voor een aantal van haar klanten.
Bron: A&Sblog