De eerste proeven met mengteelten in Vlaanderen rond het toevoegen van ruw eiwit van eigen land aan het voer van pluimvee zijn hoopvol. Op het gebied van teelttechniek moet er nog heel wat worden geleerd, erkent senior onderzoeker Marta Lourenço van het Instituut voor Landbouw-, Visserij en Voedingsonderzoek (ILVO) maar de stip van circulariteit is op de horizon gezet. Leghennenhouder Jos Arits van bioboerderij De Taemhoeve in Maaseik is al langer bezig met mengteelten. Hij vindt de mogelijkheden inspirerend, maar is inmiddels wel gestopt. “Voor onze eierafnemer, waarmee we overigens een goede relatie hebben, mag ik mijn kippen geen producten van eigen land voeren.”
Lokaal alternatief voor sojaschroot
Jos Arits vindt het nog altijd spijtig dat hij is gestopt met de mengteelt van zomerbonen en -haver. Teelttechnisch gezien was het wel een hele uitdaging. “Maar het leverde goed voer op voor onze leghennen.” Het beeld van de biologische pluimveehouder strookt ook met de bevindingen uit het KUILEG-project van ILVO, Inagro en Proefhoeve Bottelare (HOGENT-UGent) in de zoektocht naar een lokaal alternatief voor sojaschroot. Met 16,5 procent ruw eiwit, vijf gram verteerbare aminozuren per kilogram voer, een mooi legpercentage en een goede legkwaliteit zijn de resultaten naar behoren. Ook hebben de leghennen een voeropname van 115 tot 120 gram per dag gehad. “Leghennen in vrije uitlopen hebben ook altijd iets meer nodig. Al met al zijn we tevreden met het potentieel van veldbonen en granen als alternatief voor sojaschroot. Door het juiste inkuilproces hebben we bovendien geen schimmel en bederf gehad”, legt Marta Lourenço uit.
Grondgebonden situatie
De onderzoeken heeft leghennenhouder Arits van een afstand gevolgd. Hij noemt de onderzoeken lovenswaardig. “Vooral als we een stap naar een duurzame landbouw willen maken en het voer uit de regio willen halen. Mijn visie is dat we als veehouderij terug moeten naar een grondgebonden situatie. Dat is nu uit evenwicht. Onze Vlaamse minister van Landbouw, Hilde Crevits, kiest voor een eiwittransitie waar mengteelten uitstekend in zouden passen. Ik ben ook heel benieuwd.”
Stap naar bio
Arits heeft een landbouwbedrijf met een oppervlakte van twintig hectare. Hij heeft 7600 biologische leghennen. “Van oudsher is dit een gemengd bedrijf. De omvang is op dit moment dusdanig dat ik wel eerlijk moet bekennen dat zonder de stap naar bio, dit niet had gekund. Daarnaast is het ook een overtuiging. Ronde na ronde moesten we in de tijd vóór de omschakeling bijsturen met antibioticakuren. Na de dioxinecrisis in 1999 had ik het wel gehad. De stap naar bio was best lastig. Rond 2003 met de vogelgriep hadden we pittige jaren, maar de aanhouder wint. Het helpt wel dat je iets met een bepaalde overtuiging doet.”
Bouwplan
Vier van de twintig hectare van De Taemhoeve in Maaseik is ingericht als uitloop. Nog vier hectare is blijvend grasland, dat wordt verhuurd aan een collega bioboer. De overige twaalf hectare wordt gebruikt voor biologische akkerbouw met aardappelen en pompoen. Vier hectare daarvan zet Arits in voor mengteelten met granen en vlinderbloemigen. “In 2019 hebben we voor het laatst veldbonen met haver gemengd. Triticale met erwten doen we nog wel steeds.”
“Met de bonen zijn we gestaakt om diverse redenen”, legt Arits uit. De droge oogst van de voorgaande jaren is daar één van. “Half augustus. Haver is dan droogrijp. Bonen zijn oogstbaar. Het mooiste is dat bonen een hoog vochtgehalte hebben. Haverkorrels moeten wel droog zijn. Voordeel is dat rijpe korrels op de grond vallen en een lichte bewerking voldoende is. Als voorjaarsteelt is haver interessant om dat het snel onkruid onderdrukt.” Arits schakelde in 2000 om van gangbaar naar bio. De eerste jaren was hij nog zoekende, ook omdat hij het lastig vond om maisteelt achterwege te laten. In het proces is hij daar toch van afgestapt, om in het seizoen 2010-2011 onder begeleiding van Inagro te beginnen met mengteelten. “Voor ons maakte de goede teelttechnische informatie het verschil.”
Uitdagingen
Voedertechnisch gezien hadden de mengteelten wel wat voeten in de aarde. “Het vraagt van de legmeelfabrikant wel een aanpassing op hetgeen wij bijmengen. Over het algemeen zijn de voerfabrikanten daar niet happig op. Het wordt als concurrentie gezien en ze hebben er extra werk aan.” Toch is er volgens onderzoeker Marta Lourenço wel degelijk een trend zichtbaar als het gaat om het inmengen van tarwe in het voer van bijvoorbeeld vleeskuikens. “De korrels helpen bij de ontwikkeling van de spiermaag. Vooral als de eerste tien dagen tarwegraankorrels worden ingemengd.”
GMP+- certificering
“Een paar hectare eigen granen vormen vijf tot tien procent van het totale voerverbruik”, weerlegt Jos Arits. “De rest moet er wel op aangepast worden. Om dan een gebalanceerd voer te krijgen met voldoende voedingswaarde vergt wat nutritionisten-rekenwerk. Om kippenboeren te ontmoedigen om zelf voer te produceren en in te mengen, wordt door voerfabrikanten vaak de mogelijke aanwezigheid van mycrotoxines aangehaald. Toch loopt onze samenwerking met AgruniekRijnvallei al een tiental jaar best goed.” De warenhuisketen waar de eieren van Arits finaal terecht komen is de afgelopen jaren strenger geworden. Ze beroepen zich op het GMP+-kwaliteitsborgingsysteem voor veilige diervoerders. Een certificaat dat bedoeld is voor fabrikanten. “Alles wat aan de kip gevoerd wordt moest ineens GMP+-gecertificeerd zijn. Dus ook de producten die we op de eigen boerderij telen. De GMP+-staandaard is op een boerderij echter niet haalbaar. Dat was voor ons een behoorlijke domper, zeker omdat we geïnvesteerd hadden in opslagcapaciteit met drooginrichting en molens.”
Mengteelt voor rundveehouders
Bovendien begonnen de kraaien de percelen van Arits te herkennen. Met de toegestane afweerhulpmiddelen lukte het niet om de vogels uit de mengteeltpercelen te houden. Veldbonen zijn relatief groot en worden dun gezaaid, slechts een veertigtal korrels per vierkante meter. Dat maakt dat je snel veel schade kan hebben. Ook de everzwijnpopulatie in Belgisch Limburg groeide en werd daarmee een serieus probleem. “Met als gevolg dat de mengteeltpercelen nogal eens de kop van jut waren.” Arits besloot te stoppen met zomerveldbonen en -granen en alleen door te gaan met wintertriticale en -erwten voor de verkoop aan rundveehouders. “Deze mengteelt wordt begin juli reeds als GPS geoogst en ingekuild. Op dat moment is de omliggende mais nog klein en migreren de everzwijnen nog niet zo veel.”
Op de top haalde de biologische leghennenhouder tien procent van het voer van eigen land. Dat is inmiddels een gepasseerd station. “Hoe de vlag er nu bij hangt? Halfstok. We zijn weer terug bij volledig meel van de voederfabrikant. De maatschappij heeft de mond vol van korte keten en circulaire landbouw, maar onze retailer wil daar blijkbaar wat eieren betreft nog niet in meegaan.”
Proeven KUILEG-project
Marta Lourenço herkent het beeld dat Arits schets en erkent dat het probleem met de zwijnen in West-Vlaanderen helemaal niet speelt. Het eerste jaar van de proeven werd er ingezet op triticale en winterbonen. “Maar toen hebben we de fout gemaakt dat we de veldbonen niet diep genoeg hadden gezaaid. En dan komen de kraaien. Bij de zomerteelt en het tweede jaar in de winter werd de zaaidiepte aangepast en was het probleem meteen een heel stuk minder.” Een kuil is gemaakt in de verhouding zestig procent bonen veertig procent granen. Het inkuilen zelf is een nauwkeurig proces, waarbij het juiste drogestofgehalte bij inkuilen heel belangrijk is.
Honderd procent geschikt
“Tien procent van het totale voer is met de ingekuilde opbrengst van de mengteelt gecombineerd. Om te vergelijken hebben we de leghennen onder andere ook een controlevoeder gevoerd, gebaseerd op een commercieel bio-leghennenvoeder waarin vijf procent sojaschroot werd verwerkt maar geen veldbonen. Dit kwam op een ruw eiwitgehalte van 17,4 procent tegenover 16,5 procent bij het voeder met de ingekuilde mengteelt. Het legpercentage was desalniettemin exact gelijk. Bij het passeren van de legpiek op 42 weken was het legpercentage rond de 95 procent voor alle behandelingen. Ook met het oog op de zwavelaminozuren voor de leg en het verendek werd de behoefte gedekt. Mijn inzicht is dat mengteelten zeer geschikt zijn voor honderd procent biologische voeders.”
Mengteelten in de toekomst
Veel hangt desalniettemin af van de teelttechniek, wat in een vervolgproject (OPTIPLUIM) onder de loep wordt genomen. Ook het verwerkingsproces is daarbij een aandachtspunt. “Wat ook nader wordt onderzocht, is de nutritionele waarde van de mengteelt. Voederfabrikanten zijn nog altijd gefocust op de nutritionele waarde van de veldbonen en de tarwe apart. Nu moeten wij de veevoederfabrikanten overtuigen om de mengteelt als één grondstof te gezien.”
Afnemers overtuigen
Voor Jos Arits zou het al heel veel schelen als de warenhuisketens de poorten open zetten voor het inmengen van ‘eiwit van eigen land’. “Kijk, kwaliteitscontrole vind ik heel belangrijk. Misschien dat consumentenorganisaties druk kunnen uitoefenen om de afnemers te overtuigen.” Wellicht dat ook het wetenschappelijk aantonen van positieve gezondheidseffecten van eieren van leghennen, die gevoerd zijn met mengteelten, kan bijdragen. Arits vervolgt: “We hebben met de dioxinecrisis gezien dat stoffen vrij snel en direct het ei in gaan. Wie weet kunnen we de smaak beïnvloeden door het voer. Toch denk ik vooral dat we met eiwit van eigen land een manier hebben waardoor we rustteelten goed kunnen valideren. Het inkuilproces kan daar best een rol inspelen. In de melkveehouderij zijn de opbrengsten geëxplodeerd dankzij het juiste inkuilproces. Dat zou bij de kip ook best kunnen.”
De persoonlijke droom
“Bijkomend voordeel van het inmengen van de ingekuilde mengteelten kan zijn dat we de darmflora bij de leghennen wat robuuster maken”, haakt Marta Lourenço in, “We willen met de onderzoeken ook aan de voerfabrikanten tonen wat allemaal mogelijk is op het gebied van mengteelten. Het liefst wetenschappelijk onderbouwd. Mijn persoonlijke droom is dat mengteelten niet alleen voor bio, maar ook voor gangbare bedrijven interessant worden. Ik denk dat daar nog grote stappen op het gebied van circulariteit te maken zijn.”
“Mengteelten zijn in mijn optiek ook hard nodig, als we de soja-import willen voorkomen”, besluit Arits. “Zou de certificering bij mijn afnemer worden ingetrokken en de beheerders de zwijnenpopulatie beter in de hand hebben, dan zou ik meteen weer beginnen met mengteelten.”
Tekst: Martin de Vries
Beeld: De Taemhoeve/ILVO