In juni 2018 is het project “Aanpak vogelmijt bij Pluimvee” gestart. Onderdeel hiervan is het toepassen van Integrated Pest Management (IPM, zie kader 1), een succesvolle systematiek in de tuinbouw, op 20 pluimveebedrijven.
De deelnemende pluimveehouders en hun begeleidende erfbetreders, krijgen in totaal in 7 bijeenkomsten kennis aangeleverd over de onderdelen van IPM, zoals preventie, monitoring en verantwoorde toepassing van middelen, waardoor resistentie en residuvorming zo veel mogelijk wordt voorkomen. Het project wordt uitgevoerd door Wageningen Livestock Research (WLR), het Poultry Expertise Centre (PEC) en Bionext en wordt financieel mogelijk gemaakt door een breed scala aan financiers en sponsoren, zie kader 2.
Kader 2: Financiers en sponsoren
De 1e bijeenkomst stond in het teken van basiskennis over de vogelmijt en preventieve maatregelen. De 2e bijeenkomst, over monitoring, vond plaats bij een tuinder met jarenlange ervaring met IPM. In de 3e bijeenkomst zijn inleidingen gehouden rondom het thema middelen tegen vogelmijt. De 4e bijeenkomst bestond uit individuele gesprekken tussen de deelnemende pluimveehouders, veelal samen met hun begeleidende erfbetreder, en Monique Mul (WLR) en Jan Workamp (PEC). Doelstelling van deze gesprekken was het uitwisselen van ervaringen over deelname aan het project en de toepassing van IPM op het eigen bedrijf. In totaal is met 17 pluimveehouders individueel gesproken.
Bewuster met vogelmijtpopulatie
Jan Workamp: “Ik was onder de indruk hoe toepassing van IPM bij de deelnemers er toe heeft geleid dat zij veel bewuster bezig zijn met beheersing van de vogelmijtpopulatie in hun stallen. De scepsis over een dergelijk stappenplan is verdwenen. Natuurlijk zie je verschillen in de mate waarin IPM wordt toegepast, zo is nog niet iedereen voldoende alert op het gebied van preventie”. Monique Mul vult aan: “Ja, op het gebied van preventie kan een aantal deelnemers nog stappen zetten, er zijn echter ook deelnemers die al diverse management maatregelen hebben genomen op dat gebied, bijvoorbeeld laarzen (van verschillende kleuren) en bedrijfskleding per stal. Veel deelnemers zijn gestart met frequent monitoren van de omvang van de vogelmijtpopulatie (zie tabel 1). Dat heeft geleid tot beter inzicht waardoor een betere afweging wordt gemaakt wanneer bestrijding nodig is. De keuze welk middel dan wordt ingezet, wordt nu ook veel bewuster gemaakt en vervolgens wordt het effect gecontroleerd met monitoring.”.
Dit wordt bevestigd door Marjan Bouw een van de deelnemende pluimveehoudsters. Zij geeft aan dat zij nu veel bewuster bezig zijn met monitoren. “ Voor deelname aan het project lieten we de problematiek van de bloedluis al niet uit de hand lopen maar nu zijn we er nog eerder bij, en spelen we beter op alles in. We hebben veel geleerd bijvoorbeeld hoe de vogelmijt zich voortplant en dat je de trosjes waarin de larven in de binnenste ring zitten , in zijn geheel moet bestrijden. We hoorden dat de bloedluis ook met vliegen de stal in kunnen komen, daar zijn we erg van geschrokken. Met de opgedane kennis kunnen we beter op de problematiek inspelen en proberen ze geen kans meer te geven ” aldus Marjan.
Hanno van Kalkeren begeleidt een van de deelnemende pluimveebedrijven en hij geeft aan dat hij veel heeft geleerd door de praktische informatie die wordt verstrekt maar ook door het delen van de ervaringen. Hij is werkzaam bij ABZ diervoeding en doordat hij van het begin betrokken is bij het project en veel informatie krijgt, ziet hij ook kansen om op de langere termijn praktische informatie en kennis te delen. Door de opgedane kennis kan hij adviezen en praktische tips geven naar zijn klanten en belangstellenden als extra service, en wil dat in de toekomst ook meer aanbieden. “We kunnen de valletjes voor de pluimveehouders plaatsen en hen daarin helpen” aldus Hanno.
Tabel 1 Monitoring van de vogelmijtpopulatie door de deelnemers
Tijdens de individuele gesprekken hebben de deelnemende pluimveehouders diverse ideeën voor het vervolg van het project ingebracht. Zoals: hoe de opfokorganisaties nog beter te betrekken bij IPM, hoe binnenkort de verbreding naar collega-pluimveehouders kan worden gerealiseerd en welke onderwerpen zij nog graag besproken zien in latere bijeenkomsten. Van de deelnemers waren 16 van de 17 positief over de eerste 3 bijeenkomsten. Éen pluimveehouder gaf aan dat het veel tijd en moeite kostte.
Monique Mul: “De individuele gesprekken hebben alle betrokkenen als zeer nuttig ervaren. Er is open en transparant gediscussieerd. Zowel positieve als negatieve ervaringen werden uitgesproken en we hebben bruikbare tips teruggekoppeld gekregen”. Jan Workamp: “Dezelfde openheid hadden we al ervaren tijdens de eerste drie bijeenkomsten. Dat draagt zeker bij aan het resultaat van dit project. De 5e bijeenkomst in december willen we dan ook vooral benutten voor het uitwisselen van ervaringen van de deelnemers. Daar blijkt veel behoefte aan”.
© I. Vänninen LUKE, Finland
Kader 1, IPM = Geïntegreerde plaagdier beheersing (Integrated Pest Management): een duurzame methode om economische verliezen door plagen en ziekten te beperken en is gebaseerd op een achttal stappen. In de tuinbouw wordt IPM al langer toegepast en is men in staat om de plagen effectiever te beheersen waarbij resistentievorming en residuen zoveel mogelijk worden beperkt. De twintig pluimveehouders nemen nu het voortouw om deze methodiek toe te passen om op duurzame en verantwoorde wijze vogelmijt effectief te beheersen.
Bron: Wageningen University & Research, 03-01-2018