De vraag naar pluimveevlees blijft wereldwijd groeien en daarmee ook de vraag naar broedeieren. In Nederland verschuift de vraag doordat alle supermarkten uiterlijk eind 2023 overgeschakeld willen zijn naar minimaal 1 ster van het Beter Leven Keurmerk. Er zijn daardoor andere rassen en minder broedeieren nodig. De exportafhankelijkheid zal toenemen als de productie van broedeieren gelijk blijft. Het rendement van de broedeisector is sinds begin dit jaar sterk verbeterd. In deze update lees je de laatste cijfers, trends en ontwikkelingen.
De export van broedeieren leeft op
Door de coronapandemie was er in 2020 minder vraag, wat nadelig was voor de markt. Er waren tijdelijk minder plaatsingen van eendagskuikens omdat er minder vraag vanuit de horeca, restaurants en catering was. Daarnaast zorgde uitbraken van vogelgriep eind 2020 voor exportrestricties. Na gedeeltelijke versoepeling van coronamaatregelen herstelde de productie en nam de internationale vraag begin dit jaar toe. Ook waren er minder broedeieren: door uitbraken van vogelgriep werden vogels geruimd, en door de slechte marktsituatie vorig jaar werden ook moederdieren vroegtijdig geruimd. Daarmee is automatisch ook de prijs voor broedeieren weer hersteld na een flinke daling in 2020.
De Rabobank verwacht dat er tot het einde van 2021 nog bovengemiddelde vraag naar broedeieren blijft, vooral vanuit exportmarkten. Na die tijd zal productie in andere landen weer verder toenemen, waardoor het aanbod ook toe zal nemen. Om vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten is het belangrijk dat er meer structuur komt in de afzet van broedeieren. Dit is zeker het geval nu binnenkort het aanbod sterk wordt gewijzigd. Door de omschakeling in Nederland naar het 1 ster Beter Leven Keurmerk zijn er ruim 100 miljoen minder kuikens nodig. Dit komt vooral door een lagere bezetting op het beschikbare staloppervlak. Ook wijzigt het ras. Het aanbod voor export bij een gelijkblijvend aantal ouderdieren zal hierdoor sterk toenemen. Naast broedeieren voor vleeskuikens exporteert Nederland broedeieren van fokmateriaal voor de vlees- en legsector. Deze producten zijn populair in Azië.
Goede verwachtingen voor de vermeerderingssector op lange termijn
Bedrijven met moederdieren houden in 2020 totaal ongeveer 4,6 miljoen ouderdieren, samen goed voor 0,9-1 miljard broedeieren. Hiervan is 40 procent bestemd voor de Nederlandse vleeskuikenhouderij. Het overige deel wordt geëxporteerd. Eendagskuikens gaan naar Duitsland en België. Broedeieren gaan naar de Baltische Staten, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De sector heeft goede kansen voor de toekomst, maar is wel gevoelig voor exportrestricties. Bedrijven met een moderne uitrusting, hoge productieniveaus en een lage kostprijs zullen met vertrouwen de toekomst in gaan.
Voor de lange termijn is het wel belangrijk dat de sector laat zien zich bewust te zijn van het dierenwelzijn en daar eventuele processen proactief op aan te passen. Ook moet de uitstoot van geur, ammoniak en fijnstof aanzienlijk verminderen. We verwachten dat er krimp in Nederland zal plaatsvinden omdat er minder broedeieren nodig zullen zijn. Daarnaast zullen wettelijke maatregelen zoals vrijwillige opkoopregelingen en Brabantse regelgeving hun effect hebben. We zien kansen voor meer afstemming binnen de keten, om zo beter aan te sluiten bij de wensen vanuit de markt en je zo onmisbaar te maken.
Innovatie en duurzaamheid in de vermeerderingssector
De overheid drukt op verschillende manieren haar stempel op de pluimveesector. Onder andere door meer aandacht voor dierenwelzijn en duurzaamheid. Zo heeft de overheid als doel gesteld dat in 2027 de fijnstofuitstoot met 50 procent gereduceerd moet zijn, en bij nieuwe bedrijven zelfs met 70 procent. En voor het houden van pluimvee is het noodzakelijk om pluimveerechten te hebben.
Innovatie op het gebied van techniek en automatisering is steeds belangrijker in de pluimveehouderij. We zien daarin ontwikkelingen die vooral bijdragen aan (nog) betere procesbesturing van het klimaat, voer, licht, eierverzameling/-verwerking en mestverwerking. Ook is innovatie in de techniek van fijnstof vermindering noodzakelijk.
Rabobank heeft een groot netwerk in sectororganisaties zoals de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO), de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) en de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP). Dit maakt dat we op de hoogte zijn van de laatste cijfers en trends.
Bron: Rabobank