Eerlijk is eerlijk. De boogstal van biologisch leghennenbedrijf De Gunnink in Orvelte in het bosrijke glooiende Drentse landschap geeft een prachtig plaatje. Pluimveehouder Hans Brinke loopt naar eigen zeggen iedere ochtend met een trots gevoel de weg over. “Het is toch mooi gelukt”, glundert hij. “Deze stal zou ik zo weer bouwen. En voldoet die niet meer aan de eisen, dan is die ook zo weer afgebroken.”
Duurzaamheid is misschien een ‘bulkbegrip’ geworden. Het gaat in ieder geval veel verder dan het voorkomen van uitstoot van emissies en het verlagen van het verbruik van fossiele brandstoffen. Duurzaamheid is ook het creëren van een stuk toekomstperspectief voor een volgende generatie. Hans Brinke opende met deze motivatie drie jaar geleden zijn bijzondere boogstal. “We hadden een oude schuur van veertig jaar en inventaris voor vijfduizend kippen. Met vrije uitloopeieren, twee sterren Beter Leven, zijn zulke kleine aantallen al lastig. We hadden altijd de mazzel dat we veel hier in de omgeving veel leghennenhouders hebben. Dus alle pakstations komen met hun vrachtwagens hier praktisch over de drempel, maar de situatie was alles behalve toekomstbestendig. Kwam nog bij dat wij, in de tijd dat dit speelde, kinderen kregen. Wat als die boer willen worden? Niet dat ze moeten, maar het moet wel kunnen”, schetst Brinke.
De Gunnink bestaat naast vijftienduizend Brown Nick leghennen uit vijftig melkkoeien. “We hebben in 2018 bewust geïnvesteerd in de uitbreiding met de leghennen, maar in mijn ogen vullen de twee elkaar perfect aan. In de jaren dat het minder gaat met de eieren, trekken de koeien je er doorheen en visa versa. De afgelopen jaren gaat het in de pluimveehouderij goed, maar ik ga er vanuit dat het ook weleens anders zal zijn. Ik ben overigens wel een melkveehouder die per ongeluk in pluimvee is gerold, maar daar wel enorm van ben gaan houden.”
De boogstal is naar eigen inzicht samen met ID Agro ontwikkeld. “We wilden vooral inhoud in de stal hebben, maar vanwege buren konden we niet te hoog bouwen. In de pluimveehouderij zijn boogstallen niet heel bekend. Althans, niet in Nederland. ID Agro heeft enorm veel ervaring met vergelijkbare stallen in de melkveehouderij. De ervaring met leghennenstallen is misschien niet zo groot, maar het gaat om een innovatief bedrijf dat aan alle kanten heeft meegedacht.”
Bufferlucht
“Doordat je per compartiment best veel meters uitloopopeningen nodig hebt, heb je in biologische en vrije uitloop houderijen al snel een relatief smalle stal. Dat zorgt meestal voor lagere stallen. Toch heb je inhoud nodig en daar zorgt een rond dak voor.” Door de vriendelijke vorm en doordat de zijmuren slechts 2,40 meter hoog zijn, valt het gebouw als het ware weg in zijn omgeving. Dit terwijl de stal in het midden toch 6,2 meter hoog is. Door de grote hoeveelheid ‘bufferlucht’ is kunstmatig ventileren amper nodig. “Behalve op hete zomerdagen uiteraard.” In het uiterste geval kan Brinke terugvallen op de vijf Fancom ventilatoren, één per afdeling van drieduizend leghennen, die bovenin de stal zijn geplaatst. Hoe meer ‘holle ruimte’ zich boven de dieren bevindt, des te beter het vocht zich tijdens warme dagen kan verdelen, is de visie. “Hierdoor blijft het veel langer comfortabel aanvoelen.”
Een boogstal bevat veel minder materiaal dan een gewone stal, waardoor hij snel is op te bouwen en af te breken. “Het dak kunt u er zo afrollen en de spantjes kunnen er zo af. Als over twintig jaren er weer andere eisen zijn, dan is het zonde dat je voor betonbouw kiest. Nu staat er een simpele stal, in principe zijn het sandwichpanelen van zes centimeter dik. Het dak is tien centimeter dik, twee keer vijf centimeter, een isolatierol. Waar de panelen en de rol over elkaar heen liggen. Hierdoor heb je geen koude brug.” Volgens Brinke is het enige nadeel de harde wind die je voelt. “Dit is met uitloopluiken over het algemeen een beperking. Met natuurlijke ventilatie heb je eigenlijk een nok nodig. In onze situatie is het moeilijk om een zeil te leggen.”
Geen vergelijkingsmateriaal
De resultaten zijn tot dusver naar behoren. “Het eerste koppel was echt geweldig. Ik kon de leghennen tot 89 tot 90 weken houden. Van kinderziektes was totaal geen sprake. Het tweede koppel hadden we last van pikkerij. Bij het derde koppel was het weer goed. Als het drie keer op rij zo goed was als de eerste, dan zou dat groots zijn. Ik kan echter niet stellen dat de boogstal het ei van Columbus is. Ook niet omdat ik eigenlijk geen referentie heb. Het klimaat in de boogstal ten opzichte van de veertig jaar oude stal is zo totaal anders. Eerder gingen de kippen rond 72 weken weg, in een uitzonderlijk geval kon ik dat rekken tot 80. Nu zit ik tussen de 85 en 90 weken. Dat is prachtig, maar die resultaten wijd ik meer aan de volièrestal.”
De mest wordt met floorbelts naar de mestsilo aan de voorkant van de stal verplaatst. “We zetten het als bodemverbeteraar via een mesthandelaar af naar biologische boeren en hebben daar eigenlijk geen omkijken naar. In het najaar gaat het naar een champostfabriek in Duitsland. Over het algemeen kun je stellen dat onze mest binnen de biologische sector blijft.” Brinke legt uit dat hij wel gekeken heeft naar een systeem om de mest te drogen. “Maar eigenlijk is de kringloop al rond en wij krijgen niet meer inkomsten voor drogere mest.”
Zonnepanelen en gasloos
Op de ligboxenstal aan de andere kant van de weg liggen honderdzestig zonnepanelen, waarmee zo’n zestigduizend kilowattuur stroom wordt opgewekt voor de koeien, kippen en de woning. “Flexibele zonnepanelen op de boogstal leggen, is een optie. Gezien de kostprijs is het echter niet realiseerbaar. Ik heb wel serieus gekeken naar een houten windmolen, maar omdat onze boerderij vlakbij een bos ligt, rendeert dit minder.”
Via energieleverancier Main Energy saldeert Brinke het verbruik voor de kippenstal. “De stroomkabel loopt als het ware via de koeienstal naar de woning en gaat dan het net op. De energie voor leghennen kopen we dan weer in.” In de meest ideale situatie zou Brinke de stroom opslaan zodat hij in de winterperiode niet hoeft te salderen. Voor de leghennenstal heeft De Gunnink geen gasaansluiting. “Warm water hebben de kippen eigenlijk niet nodig. De boiler is elektrisch. De stal is goed geïsoleerd, maar mocht het op hele koude dagen in de winter toch nodig zijn dan hebben we voor het comfort in de eierpakruimte een elektrische kachel achter de hand.”
Met het oog op het duurzaam houden van de leghennen doet Brinke naar eigen zeggen niet veel bijzonders. “Je wilt het gewoon zo goed mogelijk doen. Daarbij heb ik om mij heen goede mensen verzameld. Een veearts, de hennenverkoper een voervoorlichter merken ook de details op. Wij zijn natuurlijk dagelijks op het bedrijf en dan ontstaat er toch een vorm van bedrijfsblindheid.” Hij kijkt in de eerste 35 weken bovenop zaken als vleugelspanning en de voeropname. “Je moet je goed realiseren dat in deze periode iedere verandering gevolgen kan hebben. Daarom zorg ik er voor dat ik in de eerste twee weken bij het opzetten van het koppel ik hetzelfde voer hanteer als onze opfokker Agromix. Daarna ga ik langzaam over op mijn eigen voer.”
CO2-voetafdruk
“Uiteindelijk is het meest duurzame ei, het ei waar het minste voer voor nodig is. We beginnen als het ware met het ‘luxe’ voer en later in de legperiode wordt het steeds minder ‘luxe’. De CO2-voetafdruk is natuurlijk ook afhankelijk van de hoeveelheid eieren per kip. Met het oog op duurzaamheid zouden we het daar vaker over moeten hebben. Met leghennen produceer je heel efficiënt hoogwaardig dierlijk eiwit tegen geringe CO2-uitstoot. In mijn ogen geldt dat ook voor melk. Dat is voor de toekomst een belangrijk punt.”
De vaste voerleverancier van De Gunnink is Reudink Biologische Voeders. Brinke wil volgend jaar mogelijk in twee fases, ochtend en avond, voeren. “Omdat wij drie silo’s is dit ook prima mogelijk in mijn systeem.” Aan de hand van automatische weegschalen zit Brinke bovenop het gewicht en de vraag of de leghennen het voer ook daadwerkelijk opnemen. Of de werkwijze ook daadwerkelijk effect heeft op de productie en de ontwikkeling is volgens de Drentse leghennenhouder lastig te zeggen. “We zijn er het afgelopen jaar mee begonnen.”
Verbeterpunten
Voor de toekomst denkt Brinke een goede omvang van het bedrijf te hebben. Wel is hij bezig met een overdekte uitloop, die hij volgend jaar hoopt te realiseren. Als de Drentse leghennenhouder terugkijkt naar de afgelopen drie jaren dan zijn er twee dingen, die hij anders zou doen. “Zo had ik rekening moeten houden met een opslag voor bijproducten, luzerne en kalkstenen. Die is nu buiten gesitueerd en dat is niet ideaal. Daar hebben wij nooit bij stilgestaan.” Een tweede punt zijn de ventilatiekleppen. “Die zitten nu net iets te laag. We hadden verwacht dat de luchtstromen anders zouden gaan. Dat is een inschattingsfout geweest. Die hadden we eigenlijk twintig centimeter hoger moeten doen. We werken hiervoor overigens aan een oplossing.”
Op de twee dingen na is Brinke nog altijd heel tevreden met zijn boogstal. “Iedere ochtend steek ik de weg over en denk ik het is toch mooi gelukt. Het is een strijd geweest om de stal aan alle wensen en eisen te laten voldoen, maar uiteindelijk heeft de stal mijn bedrijf verrijkt. Of dit dan het perfecte plaatje is? Daar ga ik niet vanuit, want dan ben je klaar. Er zijn altijd punten om te verbeteren. Doel is om zo weinig mogelijk verliezen te hebben.” Volgens Brinke staat er nu een bedrijf dat een volgende generatie goed over kan nemen. “En anders breken we de boogstal over twintig jaar gewoon weer af.”
Tekst en beeld: Martin de Vries