Het oogstjaar 2023 kende veel neerslag en gematigde temperaturen. Ideale omstandigheden voor schimmels die gifstoffen produceren. Deze gifstoffen, die we kennen als mycotoxines, kunnen een trigger zijn voor diverse ziektes en daardoor voor veel schade zorgen. De juiste grondstoffenkeuze en het onschadelijk maken van de belangrijkste mycotoxines zijn maatregelen om problemen te voorkomen.
Additievenfabrikant dsm-firmenich doet doorlopend onderzoek naar aanwezigheid van mycotoxinen in grondstoffen. Dit gebeurt in het gespecialiseerde onderzoekscentrum in het Oostenrijkse Tulln. Regelmatig worden random monsters van grondstoffen door voerfabrikanten wereldwijd ingestuurd naar het laboratorium in Tulln. De monsters worden daar onderworpen aan een uitgebreide mycotoxine-analyse. Op basis van deze zogenaamde ‘survey’ kan dsm-firmenich aangeven hoe hoog het risico is op aanwezigheid van mycotoxinen in grondstoffen. En op dit moment is dat hoog. “Analyses van mais en maisbijproducten wijzen er momenteel op dat meer dan vijftig procent van de voeders in de Benelux een gemiddeld tot hoog risico heeft op aanwezigheid van de beruchte DON- en ZEA-mycotoxines”, vertelt nutritionist Mieke Snoeck van dsm-firmenich.
Hoe komen mycotoxines in het voer?
Mycotoxines zijn gifstoffen die worden geproduceerd door schimmels. Bekende schimmels zijn Fusarium, Penicillium, Aspergillus en Claviceps. “Het lastige is dat je deze schimmels op het veld niet kunt zien. Aan een plant zie je meestal niets. Dit in tegenstelling tot een schimmel als builenbrand bij mais. Maar die vormt geen mycotoxines”, vertelt Snoeck.
Zowel op het veld bij de teelt van graan en mais, als in de opslag kunnen mycotoxines worden gevormd. De bekende DON (desoxy nivalenol of vomitoxine) wordt door Fusarium op het veld gemaakt. Een andere bekende, ZEA (Zearalenone), wordt vooral op het veld gevormd, maar kan ook in de opslag worden gevormd, ook door Fusarium. Vocht en matige temperaturen zijn factoren die de groei van schimmels en daarmee de productie van mycotoxines in de hand werken. “En 2023 was een jaar met dat soort omstandigheden. Dat zien we nu terug in onze analyses”, aldus Snoeck.
De nutritionist laat een overzicht zien van analyseresultaten van mycotoxines in mais van 2023 uit België, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk, de regio’s waar doorgaans de mais vandaan komt die in de Benelux in veevoer wordt verwerkt. Te zien is dat in bijna alle 210 monsters DON voorkwam. In negentig procent kwam ook ZEA terug. “Voor DON kwamen we gehaltes van meer dan vijfduizend ppb tegen. Voor ZEA zagen we waardes van 1426 ppb. Ten opzichte van 2022 is dat enorm hoog. Ook gekeken over de laatste vijftien jaar is het gehalte mycotoxines hoog. Per monster vonden we ook meerdere mycotoxines. Dit heet co-contaminatie. Meer dan vijftig procent van de monsters bevatte drie of meer verschillende mycotoxines. Dit maakt het extra lastig. Door samen te werken, versterken de verschillende mycotoxines elkaars effect.”
Concentraties in maisbijproducten vaak nog hoger
Bijproducten van mais voor humaan gebruik komen terecht in het veevoer. Denk hierbij aan maisvlokken, maisvoermeel en maiskiemen. “Is de korrel besmet met mycotoxines, dan komen deze doorgaans niet in de zetmeelfractie terecht, maar vooral in de bijproducten”, weet Snoeck. “Daardoor is de concentratie mycotoxines in maisbijproducten vaak nog hoger dan in de mais zelf. Dit jaar hebben we een survey gehouden onder zestien veevoerfabrikanten in België en Nederland. Hierin screenden we ook de maisbijproducten. Alle 107 monsters van mais en maisbijproducten bevatten hoge concentraties DON en ZEA. Mais heeft gemiddeld een groot aandeel in pluimveevoer, waardoor de concentratie in het eindvoer snel boven de norm ‘gemiddeld risico’ ligt. Opvallend: we zien in tegenstelling tot andere jaren ook aflatoxines in mais en maisbijproducten. Dit is niet zo’n groot risico als DON en ZEA, maar is wel iets wat we in de gaten moeten houden.” Aflatoxines zijn in tegenstelling tot de Fusarium mycotoxines immers kankerverwekkend.
Wat merken we ervan in de stal?
Mycotoxines zorgen er niet meteen voor dat de dieren omvallen. Wel zorgen ze voor van die typische problemen waar je als pluimveehouder niet meteen de vinger achter krijgt, maar wel aanzienlijke schade geven. Een iets minder gunstige voerconversie bijvoorbeeld. “Recent onderzoek heeft laten zien dat pluimvee ernstige gevoeligheid heeft voor mycotoxines. Dit geldt zowel voor vleeskuikens als voor opfokhennen en leghennen”, vertelt Snoeck. “De gifstoffen kunnen de darmbarrière en de afweer verstoren. Bacteriën kunnen de overhand nemen, waardoor er andere ziekten ontstaan. Mycotoxines kunnen dus een trigger zijn voor andere aandoeningen. Een teveel aan DON kan resulteren in een minder goede voeropname en verminderde immuniteit en darmgezondheid, waardoor er extra risico is op coccidiose. Dit resulteert vaak in een verhoogd antibioticumgebruik, een verhoogde voederconversie, ongelijke groei en een mindere kwaliteit vlees en eieren. ZEA staat vooral bekend als verstoorder van de vruchtbaarheid, de eiproductie, de dooierkwaliteit en de schaalkwaliteit.” Vaak wordt gedacht dat er hoge concentraties mycotoxines nodig zijn om schade aan te richten. Maar ook lagere gehaltes hebben invloed op de prestaties”, vertelt Snoeck.
Mycotoxines deactiveren
Zit een voerleverancier toch met een hoge concentratie DON of ZEA in de grondstoffen of het voer, dan adviseert Snoeck een mycotoxine-deactiveerder toe te voegen aan het voer. “Dit is wat anders dan een klassieke mycotoxine-“binder”, zoals zeoliet en bentoniet. Om DON en ZEA onschadelijk te maken, is een mycotoxine-binder niet geschikt. Daar moet je een mycotoxine-deactiveerder voor inzetten. Een deactiveerder bevat EU-geregistreerde enzymen die toxines afbreken en onschadelijk maken. Kies je voor Mycofix Plus 5.E als deactiveerder, dan ondersteun je via natuurlijke componenten in het product ook meteen de lever en de immuniteit. Zie het als een goedkope verzekering. Je kunt er veel problemen mee voorkomen.” De dosering is afhankelijk van het risico op aanwezigheid van mycotoxines.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Gert van Santen en dsm-firmenich