Pikkerij is schadelijk en is een ernstig welzijnsprobleem in de pluimveehouderij, dat ook leidt tot economische schade. Aanpassingen in voer, licht, opfok, transport en strooisel kan het gedrag beperken of voorkomen.
Bij verenpikken pikt een kip naar de veren van een soortgenoot en trekt ook de veren van de soortgenoot uit. Het is een normaal, sociaal gedrag bij kippen, maar kan door stress, angst en frustatie overgaan in schadelijk gedrag. Het Vlaamse project ‘Hele snavels’ onderzocht de schade in de praktijk.
Hele snavels
In dit project hadden alle dieren hele snavels. In Vlaanderen is dat niet vanzelfsprekend omdat daar het snavelbehandelen nog is toegestaan. Twintig gangbare legbedrijven met dieren tussen week 50 en week 75 werden één keer bezocht. Tijdens dit bezoek werden de dieren gescoord op schade door verenpikkerij. Zes pluimveehouders scoorden zelf hun dieren wekelijks op schade en diverse omstandigheden.
In 25 van de 26 bezochte koppels werd schadelijk pikgedrag waargenomen op de leeftijd van 50 weken of ouder. Dat betekent dat schadelijk pikgedrag breed voorkomt.
Soorten pikgedrag
Er zijn 5 soorten verenpikgedrag bij kippen:
- Zacht verenpikken. Dit is normaal gedrag dat onderdeel is van het sociale leven binnen de groep. Kippen pikken bij elkaar naar de uiteinden van de veren, zonder dat de gepikte kip reageert. Meestal is er geen schade.
- Agressief verenpikken. Dit treedt op bij onrust in de groep. Vooral kam, nek en kop zijn doelwit. Er kunnen verwondingen aan de kam ontstaan.
- Schadelijk pikgedrag. Er ontstaan duidelijke beschadigingen door het pikken en/of door het uittrekken van veren. De aangepikte kip reageert door weglopen, in elkaar krimpen of een pijnkreet te geven.
- Weefselpikken. Dit kan ontstaan uit schadelijk pikgedrag. De aangepikte kip wordt kaal en andere dieren gaan ook in de huid pikken.
- Cloacapikken zie je regelmatig als een kip bijna gaat leggen. De uitgestulpte cloaca en de omringende veren zijn het doelwit.
Oorzaken pikkerij
Pikgedrag heeft diverse oorzaken. In ieder koppel spelen de oorzaken op een andere manier op elkaar in, waardoor de pikkerij per koppel anders uitpakt.
Genetische achtergrond, vroege levenservaringen en de huisvesting zijn belangrijk, maar ook management, voeding en licht spelen een rol. De optelsom van deze elementen draagt bij aan stress, angst en frustratie bij de hennen. Als die te hoog oplopen, kan dat leiden tot schadelijk pikgedrag. Bijkomstig probleem is dat kippen het pikgedrag van elkaar kopiëren, waardoor het gedrag zich makkelijk verspreidt in een groep.
Voer, licht en strooisel
Aanpassingen in voer, licht en strooisel kunnen helpen tegen schadelijk pikgedrag. Verlaging van het energiegehalte van het voer geeft goede resultaten, vooral als de kippen dergelijk voer in zowel opfok- als legperiode krijgen. Ook het wijzigen van de aminozuurverhoudingen heeft een gunstig effect.
Door het verlagen van de lichtintensiteit zien kippen hun soortgenoten minder goed en is er minder activiteit in de stal. Dat werkt stressverlagend waardoor schadelijk pikken minder voorkomt. Ook rood licht helpt, doordat bloed en huidwonden minder goed zichtbaar zijn.
Met het juiste strooisel als bodembedekking worden hennen gestimuleerd om natuurlijk gedrag te tonen. Ze zoeken naar voedsel en nemen stofbaden in de bodembedekking. Het strooisel moet droog, los en enkele centimeters dik zijn. Zonder goed strooisel is er meer kans op pikgedrag.
Opfok en transport belangrijk
Ook de ervaringen in de eerste weken van een hennenleven spelen mee. Als ze tijdens opfok- en legperiode een vergelijkbaar licht- en voerschema krijgen, geeft dat minder kans op schadelijk verenpikken in de legstal. Ook het stressniveau tijdens het transport van opfokstal naar legstal is van invloed. Hoe rustiger het vervoer verloopt, hoe kleiner de kans op verenpikken in de legstal.
Bron: Groen Kennisnet