Met ingang van 1 januari 2018 is de bemonsteringsverplichting op salmonella verruimd. Dit betekent dat houders van vermeerderingsbedrijven de salmonellabemonstering voortaan driewekelijks moeten uitvoeren.
EU-regelgeving
Met ingang van 1 januari 2010 is nieuwe EU-regelgeving ingevoerd. Die houdt in dat maximaal 1% van de volwassen vermeerderingskoppels besmet mag zijn met salmonella (enteritidis, infantis, hadar, typhimurium en virchow). Daarom zijn houders van vermeerderingskoppels verplicht tweewekelijks een bemonstering uit te voeren op het bedrijf. Wanneer een lidstaat ten minste 2 achtereenvolgende kalenderjaren voldoet aan deze doelstelling, mag de bevoegde autoriteit – de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit – de bemonstering op het bedrijf driewekelijks laten plaatsvinden.
Nederland heeft tot 2015 voldaan aan deze doelstelling. Maar in 2015 was meer dan 1% van de volwassen vermeerderingskoppels in Nederland besmet met een van de types salmonella. In 2016 en 2017 is de doelstelling echter weer gehaald; daarom stelt de NVWA de bemonsteringsfrequentie met ingang van 1 januari 2018 op driewekelijks.
Officiële monstername
De verruiming van de regels in 2010 was ook van toepassing op de officiële monstername. Deze vond tot 2017 plaats op 2 willekeurige tijdstippen in de productiecyclus. De officiële bemonstering vindt vanaf 1 januari 2018 plaats op 2 tijdstippen in de productiecyclus die voldoende ver uit elkaar liggen. De officiële bemonstering zal plaatsvinden op een koppelleeftijd van circa 24 en 54 weken, met een afwijking eerder of later van 2 weken.
Deze wijziging is ook van toepassing op koppels die voor 1 januari 2018 zijn opgezet. Dit betekent dat een in 2017 opgezet koppel – voor zover het een van deze leeftijden nog moet bereiken – op de genoemde leeftijden wordt bemonsterd.
Waar staat deze regelgeving?
In artikel 1 van Verordening (EU) nr. 200/2010 is de Europese doelstelling van 1% besmetting vastgelegd. In de bijlage van deze verordening is onder punt 2.1.1 de tweewekelijkse bemonsteringsfrequentie door de houder voorgeschreven. De versoepeling hiervan – wanneer een lidstaat voldoet aan de Europese doelstelling – is onder datzelfde punt opgenomen.
In de bijlage onder punt 2.1.2.2 is de bemonsteringsfrequentie voor de officiële monitoring opgenomen. De verruiming van deze frequentie staat omschreven onder punt 2.1.2.3 b van de bijlage.
Bron: Rijksoverheid