Varkens worden vaak de ultieme kringloopdieren genoemd. Zij verwerken gemakkelijk en veel reststromen uit de humane voedingsindustrie. Maar ook voor het voeren van pluimvee uit reststromen worden stappen gezet. Bijvoorbeeld bij Agrifirm. “Het ultieme pluimveevoer bestaat uit zo min mogelijk grondstoffen die ook in humane voeding kunnen worden gebruikt. Maar, daarbij moet het verdienmodel voor de boer wel kloppen”, vertelt Els Willems, manager R&D Varkens en Pluimvee van Agrifirm.
Feed-food-competitie
De wereldbevolking groeit en daarmee groeit de vraag naar voedsel. De eisen voor voedselproducenten op het gebied van duurzaamheid worden zwaarder. Bij de productie van dierlijk eiwit speelt daarbij de feed-food-competitie een steeds grotere rol. Dit betekent dat we dieren zo min mogelijk moeten voeren met producten die ook rechtstreeks voor mensen geschikt zijn, bijvoorbeeld graan. “Dit is ook één van de pijlers onder ons Fit4Feed-protocol”, vertelt Els Willems. “Uiteindelijk moet het voeren van dieren meer voor mensen geschikt eiwit opleveren dan het kost. ”
Circulaire grondstoffen gebruiken
Reststromen uit de humane voedingsindustrie zijn bij uitstek geschikt om producten als graan en soja in diervoeders te vervangen. Denk bij deze reststromen aan broodmeel, chocoladeproducten, koekjesmix en bierbostel. Maar er zijn nog veel meer van deze circulaire grondstoffen. Op kleine schaal wordt er in de pluimveesector al voer aangeboden dat volledig is gemaakt uit reststromen. Dit is vooral bestemd voor niche-concepten en hobbypluimveehouders. Als grote marktpartij streeft Agrifirm ernaar voor al haar pluimveevoer zoveel mogelijk circulaire grondstoffen te gebruiken. Volgens Willems sluit dat ook perfect aan bij de sectorpositionering VEERKR8 van Agrifirm. “Hiermee geven we aan dat we staan voor een sector met toekomstperspectief. Onze aanpak daarvoor hebben we in acht pijlers gegoten, waarvan de Kracht van kringlopen een belangrijke is”, stelt Willems. Met haar onderzoeksteam werkt ze hier hard aan.
Een goede balans
“Het scheelt dat we als onderzoeksteam zowel voor de varkens- als voor de pluimveesector werken. Vanuit de varkens hebben we natuurlijk al veel ervaring met het toepassen van co-producten in de voeding. Bij pluimvee komt echter wel iets meer kijken. Pluimveevoer is veel geconcentreerder, met veel meer hoogwaardige eiwitten. Daarbij kan pluimvee veel minder goed omgaan met vezels. Varkens fermenteren deze makkelijk in hun dikke darm. Dat doen kippen niet. Zij moeten een goede balans aan vezels krijgen.” De onderzoekers van Agrifirm bogen overigens niet alleen op hun ervaring bij het voeren van co-producten bij varkens. Ook met pluimvee hebben zij ervaring op dit vlak. In Soliq, de combinatie van droog kernvoer en vloeibare mix voor leghennen wordt een groot deel van de soja al vervangen door co-producten.
Grondstoffen uit reststromen
Op haar proefbedrijf Laverdonk in Heeswijk-Dinther test Agrifirm hoe voeders met een verhoogd aandeel grondstoffen uit reststromen het doen bij vleeskuikens en bij leghennen. “We kijken hoe ver we hierin kunnen gaan en welk effect dit heeft op technische resultaten, diergezondheid en mest- en strooiselkwaliteit. We weten dat we pluimvee in de praktijk nog niet helemaal uit reststromen kunnen voeden, maar we willen wel stappen zetten. We zien het als een uitdaging, maar realiseren ons ook de opportuniteit. Grondstoffen zijn de afgelopen jaren steeds duurder geworden. Dan is het belangrijk dat je weet welke alternatieven je hebt. De aandacht voor duurzaamheid neemt toe. Als er vraag komt naar pluimveeproducten op basis van reststromen uit de humane sector, dan moet je er klaar voor zijn.”
Foodwaste verminderen
Willems realiseert zich dat het aanbod van reststromen in de loop der jaren kan verschuiven. “De voedingsindustrie kijkt terecht hoe zij haar reststromen het beste kan verwaarden. Daarbij staat gebruik voor menselijke consumptie voorop. Zo zie je dat bierbostel tegenwoordig ook in worstenbroodjes wordt gebruikt. Ook kijkt de industrie naar haar eigen foodwaste en probeert deze te verminderen. Dit kan dan ten koste gaan van de beschikbaarheid van co-producten voor de diervoeding. Aan de andere kant ontstaan er ook steeds weer nieuwe mogelijkheden. Belangrijk is dat we componenten gebruiken die goed beschikbaar zijn, constant van kwaliteit en voldoen aan de eisen voor GMP+. Daarbij moeten ze technisch aan bepaalde eisen voldoen. Ze moeten bijvoorbeeld goed geperst kunnen worden. In de praktijk blijkt dat er dan veel geschikte grondstoffen zijn. Maar als je kijkt naar het economische plaatje, dan zie je dat de kostprijs hoger wordt. Dat moet de pluimveehouder wel ergens weer terug kunnen halen.”
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Marnix Klooster