Daan is student aan de Aeres Hogeschool Dronten en deed dit afstudeerwerkstuk bij ForFarmers. Onder begeleiding van nutritionist Albert Dijkslag is er gekeken naar het effect van trypsine inhibitor activity (TIA) in vleeskuikenvoer op het proefbedrijf van ForFarmers bij de Familie Nikkels.
TIA zit in rauwe sojabonen en de bijproducten van de sojaboon. Het bijproduct van de sojaboon, genaamd sojaschroot, wordt veel verwerkt in vleeskuikenvoer. TIA stagneert de eiwitvertering en zorgt voor minder goede groeiprestaties en slechter strooisel. Om dit te voorkomen worden de sojabonen door de crushers verhit tot een temperatuur tussen de 115 – 120 graden Celsius in de kern van de sojaboon. Dit proces heet toasten. Tijdens het toasten wordt het TIA- gehalte in de sojaboon voor het grote deel onschadelijk gemaakt. Hierdoor zit er ook een lager TIA-gehalte in het sojaschroot. Het vleeskuiken kan het eiwit uit het sojaschroot daardoor goed opnemen.
De proef
De proef is gestart met 675 hanen en 675 hennen als eendagskuikens (Ross 308). De kuikens werden verdeeld over 45 hokken (vijftien haantjes en vijftien hennetjes per hok). Tijdens de proef waren er vijf behandelingen: A, E, F, G en H (zie Tabel 1). Behandeling A was het standaard voer. Aan behandeling E werden er twee procent rauwe sojabonen toegevoegd, behandeling F vier procent, behandeling G zes procent en behandeling H acht procent.
Elke behandeling (voersoort) werd negen keer herhaald. Het TIA-gehalte in het proefvoer werd onderzocht en zorgde voor de volgende TIA-gehaltes:
Behandeling | TIA-gehalte | |
A | Controle, gepelleteerd | 0,31 gram/kg |
E | Twee procent rauwe sojabonen | 0,76 gram/ kg |
F | Vier procent rauwe sojabonen | 1,20 gram/kg |
G | Zes procent rauwe sojabonen | 1,64 gram/kg |
H | Acht procent rauwe sojabonen | 2,09 g/kg |
Tabel 1: Behandelingen: A, E, F, G en H.
Tijdens de proef waren er drie fasen van voedering. In fase 1 (0-10 dagen) kregen alle kuikens hetzelfde startvoer. In de tweede fase (11-27 dagen) werd het proefvoer gevoerd. Fase 3 (28-35 dagen) was het eindproefvoer. Tijdens de omschakeling van voer werd het gewicht bepaald en de voetzolen en het strooisel gescoord. De voetzoolscores zijn terug berekend naar het scoren van honderd kuikens. In de praktijk zijn er tien kuikens per hok gescoord. De strooiselbeoordeling is gedaan met het Wageningen-protocol. Vocht en rulheid worden gescoord waarbij 1 goed is en 5 slecht. Dag 35 zijn de laatste metingen gedaan en dit zorgde voor de volgende resultaten over de gehele ronde.
TIA-gehalte van invloed op groei
Uit de resultaten blijkt dat het TIA-gehalte in het vleeskuikenvoer van invloed is op de groei en het gewicht van de vleeskuikens. Hoe hoger het TIA-gehalte in het voer, hoe lager het gewicht van het vleeskuiken. Vanaf 0,76 gram TIA per kilogram is er een negatief effect op de groeiprestaties en de strooiselkwaliteit. Het eindgewicht van dag 35 toonde een significant verschil en een lineair verband tussen de groepen (figuur 1). Groep A heeft een hoger gewicht dan groep H. Voor een wijziging in het voer bij vleeskuikenhouders wat betreft het TIA-gehalte, is er meer onderzoek nodig in een grotere setting.
De vleeskuikens uit de groepen met een verhoogd TIA-gehalte hadden een hogere voederconversie (figuur 2), dan de vleeskuikens met 0,31 gram TIA per kg.
Dit onderzoek laat zien dat een hoger TIA-gehalte in het voer van de vleeskuikens zorgt voor een slechtere voerbenutting. De hogere voederconversie wordt verklaard door de slechtere eiwitbenutting uit het voer door het vleeskuiken. De groep met de meeste ingemengde rauwe sojabonen van 2,09 gram TIA per kilogram hadden de hoogste voederconversie van 1,58 op 35 dagen. Dit is 0,06 hoger dan de groep met 0,31 gram TIA per kilogram, daar was de voederconversie 1,52. Ook was het TIA-gehalte van invloed op de kwaliteit van het strooisel. De rulheid in combinatie met vochtigheid was significant slechter bij de groepen met een hoger TIA-gehalte (figuur 3 en 4).
Doordat de vertering niet optimaal werkt is de uitgescheiden mest natter. Dit heeft geresulteerd in slechter strooisel. Het strooisel van de verschillende groepen had geen significant verschil op het ontstaan van voetzoollaesies. De geringe uitval van de vleeskuikens in de proef door sterfte was niet significant verschillend tussen de groepen.
Het onderzoek heeft laten zien dat de groep met 0,31 gram TIA per kilogram voer resulteerde in betere resultaten in vergelijking met de andere vier groepen. Wellicht is er nog een beter optimum dan de groep met 0,31 gram TIA per kilogram. Dit zal in een eventueel vervolgonderzoek onderzocht kunnen worden. Het is hierbij van belang om een optimum te zoeken om over toasting te voorkomen. Voor de mengvoerfabrieken en vleeskuikenhouders is mijn advies om rond de 0,31 gram TIA per kilogram voer te sturen, dit wil niet zeggen dat de sojaschroot kwaliteit dan optimaal is. Omdat er ook over toasting kan plaatsvinden. Hierbij wordt het TIA-gehalte lager, maar ook de beschikbaarheid van eiwit.
Tekst: Daan Dollen, student Aeres Hogeschool Dronten