Het is in de broederijwereld wel bekend dat wanneer de bewaarperiode van broedeieren langer wordt dan 5-7 dagen, dat de embryonale sterfte toeneemt en de kuikenkwaliteit afneemt. Minder bekend is dat de prestatie van de vleeskuikens dan ook minder wordt. Het gaat hierbij onder meer over standaard metingen van gewicht, voerverbruik, voerconversie en uitval. Het tijdelijk opwarmen van de eieren voor of tijdens de broedei bewaarperiode (SPIDES) kan de embryonale sterfte voorkomen, maar onbekend is wat dit doet met de kuikenprestatie.
Daarom is een proef uitgevoerd waarbij de broedeieren op het vermeerderingsbedrijf werden opgewarmd tot broedmachine temperatuur in een broedmachine, om ze na 4 uur weer af te koelen tot bewaartemperatuur. Daarnaast was er ook een controle groep. Deze broedeieren werden niet opgewarmd.
Daarna werden de eieren 3 of 10 dagen bewaard, uitgebroed en werden de kuikens in de proefstal geplaatst. Naast broeduitkomsten werd dus ook de kuikenprestatie en slachtrendement bekeken. Deze proef is uitgevoerd bij een vermeerderaar toen zijn dieren 36 en 56 weken oud waren.
Resultaten eerste proef op 36 weken leeftijd
In de eerste proef die werd uitgevoerd, toen de ouderdieren een leeftijd hadden van 36 weken, leidde het langer bewaren van broedeieren tot meer eieren met een barst, een verhoogde embryonale sterfte en een lagere broeduitkomst.
Het opwarmen voor bewaring had geen effect op de broeduitkomst, wel was er een trend dat er minder tweede soort kuikens werden geboren.
Het lang bewaren van de broedeieren had een negatief effect op het eindgewicht van de vleeskuikens op 35 dagen leeftijd, maar het opwarmen van broedeieren die lang bewaard werden voorkwam de teruggang in kuikengewicht. De beste resultaten werden behaald door kuikens die kort werden bewaard en niet werden opgewarmd.
Het voerverbruik van alleen de groep kuikens uit lang bewaarde, niet opgewarmde eieren was lager dan het voerverbruik van de groep kuikens uit kort bewaarde, niet opgewarmde eieren. Dit verschil kwam vooral aan het eind van de mestperiode tot uiting, waardoor ook de eindgroei van deze groep kuikens minder was.
Het opwarmen van broedeieren die lang bewaard werden voorkwam dat de groei in de eindperiode terugviel. Het slachtrendement werd in de eerste proef niet noemenswaardig beïnvloed door bewaren of opwarmen.
Resultaten tweede proef op 56 weken leeftijd
In de tweede proef die werd uitgevoerd, toen de ouderdieren 56 weken oud waren, waren de effecten die in de eerste proef werden gevonden scherper waarneembaar.
Van de eieren die langer werden bewaard hadden meer eieren een barst, maar alleen wanneer de extra handeling van opwarming had plaatsgevonden. Ook was er een trend aanwezig dat het opwarmen het percentage onbevruchte eieren in de lang bewaarde eieren verminderde.
Bewaarduur had in de tweede proef geen effect op de broeduitkomsten, maar het opwarmen op zich verbeterde de broeduitkomsten van zowel kort als lang bewaarde eieren. Ondanks dat het opwarmen het percentage vroege afsterving vooral in de lang bewaarde eieren verhoogde.
Net als in de eerste proef was er een trend dat het kuikengewicht op dag 35 verminderde door het lang bewaren van de eieren, maar niet voor de lang bewaarde eieren die werden opgewarmd. De verschillen in eindgewicht door de langere bewaring kwamen vooral voort uit verschillen in voerconversie en niet zozeer uit verschillen in voeropname.
Met name de verschillen in groei in de eindfase zorgde ervoor dat de kuikens uit lang bewaarde, opgewarmde eieren konden bijblijven met de kuikens uit kort bewaarde eieren.
Het slachtrendement werd net als in de eerste proef niet noemenswaardig beïnvloed door bewaren of opwarmen van de broedeieren.
Voor de kuikens die werden geboren uit eieren die slechts 3 dagen werden bewaard had het opwarmen van broedeieren vóór de bewaarperiode in ieder geval geen schadelijk effect op broeduitkomsten, kuikenprestatie en slachtrendement. In de tweede proef vonden we bij lang bewaarde eieren dat het opwarmen van broedeieren vóór de bewaarperiode een positief effect op het percentage onbevruchte eieren, echter deze embryo’s stierven in een vroeg stadium alsnog.
In beide proeven verminderde het opwarmen van de eieren voor de bewaarperiode de terugval in kuikenprestatie als gevolg van een langere bewaartijd van de broedeieren. Er konden geen noemenswaardige effecten worden aangetoond van het opwarmen op slachtrendement. In figuur 1 worden de effecten en bewaren weergegeven voor wat betreft de kuikengewichten op d37.
Tijdelijke opwarming effect op broeduitkomsten en kuikenprestaties
De conclusie uit dit onderzoek is dat de bewaartijd van de broedeieren een groot significant negatief effect heeft op broeduitkomsten en kuikenprestaties, en dat dit negatieve effect grotendeels kan worden voorkomen door de broedeieren tijdelijk op te warmen. Dat kan wellicht het best gebeuren op het vermeerderingsbedrijf op de dag van productie, en het positieve effect wordt waarschijnlijk minder met iedere dag dat dit later gebeurt.
Met name de vleeskuikensector loopt dus aanzienlijke inkomsten mis wanneer de bewaartijd van de broedeieren toeneemt. Een gemiddelde bewaartijd van een partij eieren zegt verder niets over de variatie in bewaartijd. Een partij kuikens wordt geboren uit broedeieren met een grote variatie in bewaartijd. Wanneer een groter deel van deze broedeieren te lang bewaard wordt dan heeft dit dus steeds grotere gevolgen voor de groei en daarmee de opbrengst van de kuikens.