Sinds 1 juli zijn er een negental nieuwe uitbraken vastgesteld van ILT in Nederland. Alhoewel het kwartaal nog niet is afgerond, publiceert GD een actuele kaart met locaties op basis van tweecijferige postcodes om de sector te informeren.
Volgens het GD waren zeven van de negen uitbraken in het zuiden van het land. Het betrof hier zes vleeskuikenbedrijven en één opfoklegbedrijf in hetzelfde gebied als in mei. In het gebied zijn de nodige hygiënemaatregelen genomen om verspreiding te voorkomen.
Het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken, maar de betreffende uitbraak lijkt onder controle te zijn. In de afgelopen periode heeft GD ook één uitbraak van ILT vastgesteld bij volwassen dieren.
Locaties van ILT-uitbraken op basis van de eerste twee cijfers van de postcode in 2017 en 2018, onderverdeeld in vleeskuiken, leg, reproductie en hobby. Bron: GD
Het ILT-virus
Het ILT-virus is een virus die gepaard gaat met milde tot ernstige ademhalingsproblemen, productiedaling en sterfte. Deze ziekte kan voorkomen bij kippen, fazanten en pauwen.
Alle kippen van alle leeftijden kunnen ziek worden, maar bij jonge dieren zijn de verschijnselen meestal minder erg en bij bruine leghennen en vleeskuikenouderdieren juist wat erger. Tot 1980 was de ziekte aangifteplichtig en gold er een vaccinatieverbod. Het GD meldt dat de ziekte in 1980 uit de vogelziekteweg is gehaald en werd het vaccinatieverbod opgeheven. In Nederland wordt de diagnose van ILT jaarlijks enkele malen vastgesteld. Vaak is bij deze gevallen het vaccinvirus als oorzaak niet uit te sluiten. Wanneer ILT-vaccinvirussen door spreiding aanslaan in onbeschermde koppels kunnen ziekteverschijnselen ontstaan die lijken op een besmetting met het veldvirus.
Het virus kan langere tijd buiten de kip overleven. Biosecurity-maatregelen met betrekking tot erfbetreders en transporten van en naar het bedrijf zijn daarom van groot belang. Het virus kan zich ook via de lucht verspreiden (korte afstanden, afhankelijk van de weersomstandigheden). Preventie van het ILT-virus door middel van vaccinatie tijdens de opfok is goed mogelijk. Let hierbij wel op een correcte toediening van levende vaccins (dit gebeurt via oogdruppels) om verspreiding van en problemen door het vaccin, ook buiten het gevaccineerde koppel, te voorkomen. Controle van de vaccinatie door middel van serologie is raadzaam.
Bron: GD Diergezondheid