De pluimveesector bevindt zich in gouden jaren. De inkomens in de pluimveehouderij zijn gemiddeld op een hoog niveau. De verwachting is dat deze trend ook volgend jaar doorzet. Wereldwijd is het aanbod van eieren namelijk krap, onder anderen doordat veel landen kampen met vogelgriep. Ook het effect van de door de overheid gestimuleerde krimp van de sector is voelbaar. En minder aanbod, dat betekent stijgende prijzen.
Inkomen leghennenhouders blijft bovengemiddeld
Voor 2024 wordt het gemiddelde inkomen voor leghennenhouders geraamd op circa 230.000 euro per onbetaalde aje. Dit ligt circa 115.000 euro boven het meerjarig gemiddelde van 2019-2023. Ten opzichte van vorig jaar zorgde lagere opbrengsten hoofdzakelijk voor een lichte inkomenskrimp, ondanks de ook dalende voerkosten. De gemiddelde eierprijs (inclusief contracten) is in 2024 ten opzichte van 2023 circa vijf procent lager. Hierbij wordt de kanttekening geplaatst dat er wel grote verschillen zijn tussen de segmenten (houderijsystemen) en tussen markt- en contractprijzen. Deze daling is dus niet voor iedereen merkbaar. Wereldwijd gezien is het aanbod van eieren krap, doordat veel landen kampen met vogelgriep. Als gevolg hiervan blijven de eierprijzen desalniettemin hoog.
Inkomen vleeskuikenbedrijven gestegen
Voor 2024 wordt het inkomen van het gemiddelde vleeskuikenbedrijf geraamd op ongeveer 275.000 euro per onbetaalde aje. Dit inkomen ligt ruim 100.000 euro boven het meerjarig gemiddelde van voor 2019-2023. Een sterkere daling van de kosten dan van de opbrengsten zorgt echter voor een daling ten opzichte van vorig jaar. De prijzen van langzaam groeiende kuikens (Beter Leven keurmerk 1 ster, circa vijftig procent van de productie in Nederland) zijn ongeveer gelijk gebleven en de prijzen van de regulier gehouden kuikens zijn gemiddeld met twee procent gedaald. Volgens Peter van Horne, econoom pluimveehouderij, blijven de verschillen tussen Beter Leven 1 ster-kuikens en reguliere kuikens klein. “Als de verschillen vergroten dan stappen de pluimveehouders snel genoeg over naar het andere concept.”
Voerprijzen dalen
De voerprijzen zijn op jaarbasis met vijf tot tien procent gedaald, omdat de prijzen voor veevoergrondstoffen lager uitvielen. De voerkosten maken circa zestig procent uit van de totale bedrijfskosten. Voor pluimveehouders betekent deze prijsdaling daarom veel kostenbesparing.
Sector boekt winst
Van Horne is positief gestemd. Beide sectoren doen het goed en scoren in 2024 duidelijk hoger dan het vijfjarig gemiddelde. “Als het zo door gaat dan praten we straks niet meer over gouden jaren, maar over een gouden eeuw.” Er is schaarste in de pluimveesector en dat is een feest wat betreft het inkomen. De consument eet steeds meer kip, er zijn internationaal tekorten dankzij vogelgriep en overheidsmaatregelen stimuleren de sector te krimpen. “Veel partijen praten over minder dieren in de stal. Zowel de retail sector als het kabinet zetten zich in voor een lagere bezettingsgraad. Daarnaast zijn er al veel aanmeldingen binnengekomen voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv). Vooral legpluimveehouders in de Peel, Limburg en West Brabant lijken hierin geïnteresseerd te zijn.”
Algemene inkomensraming Wageningen Economic Research
In 2024 raamt Wageningen Economic Research het gemiddelde inkomen uit bedrijf per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje) voor land- en tuinbouwbedrijven op 109.000 euro. Deze berekening is gebaseerd op informatie afkomstig van alle deelnemers binnen het bedrijveninformatienet (BIN). Dat is 10.000 euro lager dan het gemiddelde inkomen van 2023. Desalniettemin is het geraamde inkomen in 2024 toch 20.000 euro hoger dan het gemiddelde voor 2019-2023.
Grote inkomensverschillen
Gemiddelde aje berekeningen zeggen niet alles. De verschillen in bedrijfsinkomens zijn namelijk groot. 20 Procent van de bedrijven heeft een negatief inkomen, terwijl ook 20 procent meer dan 131.000 euro per onbetaalde aje verdient. “Deze trend is sector breed. We kunnen dus niet stellen dat een specifieke sector verantwoordelijk is voor deze spreiding”, aldus Roel Jongeneel, onderzoeker bij Wageningen Research.
Onbetaalde arbeidsjaareenheid
Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarische ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren vaak het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken. Het gemiddeld aantal onbetaalde aje per bedrijfstype verschilt namelijk sterk.
Tekst: Annabel Klein Woolthuis