In 2022 lag het inkomen op leghennenbedrijven hoger dan in 2021. Dit komt door hogere opbrengsten van eieren. Vleeskuikenhouders leveren iets in. Dit komt door stijgende voer- en energiekosten. Dit blijkt uit de jaarlijkse inkomensraming van Wageningen Economic Research.
Inkomen op leghennenbedrijven gestegen
Voor 2022 wordt het gemiddelde inkomen voor leghennenhouders 44.000 euro hoger geraamd op 112.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Dat is vooral te danken aan de hogere opbrengsten, die meer stegen dan de kosten van voer en energie. De gemiddelde eierprijs (inclusief contracten) is in 2022 ten opzichte van 2021 met 33 procent gestegen, maar wel met grote verschillen tussen de diverse segmenten (houderijsystemen) en tussen markt- en contractprijzen. De legsector heeft al sinds eind 2019 last van hogere voerprijzen, vooral door duurder graan. De voerkosten maken dit jaar circa 60-65 procent uit van de totale kosten en zijn gemiddeld met 34 procent gestegen. Het huidige geraamde inkomen ligt desondanks 27.000 euro boven het meerjarig gemiddelde van 2017-2021.
Inkomen vleeskuikenbedrijven gedaald
Voor 2022 wordt het inkomen van het gemiddelde vleeskuikenbedrijf 51.000 euro lager geraamd op 99.000 euro per onbetaalde aje. Dit komt doordat de kosten van met name voer en energie sterker stijgen dan de opbrengsten. De opbrengstprijzen voor vleeskuikens liggen in 2022 fors hoger. Dit geldt zowel voor de regulier gehouden kuikens (circa zestig procent van de productie) als voor langzaam groeiende kuikens (concepten en Beter Leven keurmerk). Gemiddeld stijgen de prijzen met 34 procent. De stijging van de opbrengsten is wel gedempt door het wegvallen van de coronasteunmaatregelen van de overheid in 2022. De prijs van vleeskuikenkorrel is in 2022 op jaarbasis met 36 procent gestegen. Bij de kuikens maken de voerkosten ruim zestig procent uit van de totale bedrijfskosten. Het huidige geraamde inkomen ligt 10.000 euro onder het meerjarig gemiddelde van 2017-2021.
Grote verschillen tussen sectoren
Tussen en ook binnen bedrijfstypen in de land- en tuinbouw zijn de verschillen in inkomen groot. Agrarisch bedrijfseconoom Harold van der Meulen van Wageningen Economic Research: “In 2022 zien we in alle land- en tuinbouwsectoren sterke kostenstijgingen voor energie, veevoer en kunstmest. In een aantal sectoren worden deze kostenstijgingen ruimschoots gecompenseerd door hogere opbrengstprijzen voor geleverde producten. Bijvoorbeeld in de melkveesector, de akkerbouw en de glasgroenteteelt. Er zijn ook agrarische sectoren, bijvoorbeeld de varkenshouderij, waarbij de afzetprijzen van biggen onvoldoende zijn toegenomen om de kostenstijgingen te compenseren. Daarnaast geldt in de overige tuinbouwsectoren dat de afzetprijzen van bloemen, planten en fruit zelfs zijn gedaald met forse inkomensdalingen tot gevolg.”
Kosten hoger, opbrengsten groter
De betaalde kosten en afschrijvingen per landbouwbedrijf worden in 2022 gemiddeld 23 procent hoger geraamd. Dit komt voornamelijk door sterke prijsstijgingen van energie, kunstmest en veevoer. Deze prijsstijging van aangekochte goederen wordt veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, die heeft geleid tot duurdere graanimport voor veevoer. De gasprijzen zijn gestegen als gevolg van beperkingen van de gasimport uit Rusland en onzekerheid op de energiemarkt.
De opbrengsten per land- en tuinbouwbedrijf stijgen in 2022 volgens deze raming gemiddeld met 23 procent, vooral door betere afzetprijzen voor geleverde producten en toename in bedrijfsomvang. Dit zijn in de land- en tuinbouw ongekende mutaties. Ook in 2021 was er al een forse stijging in opbrengsten (plus tien procent) en in mindere mate van de kosten (plus drie procent). Hierdoor zijn de gemiddelde opbrengsten per bedrijf in twee jaar tijd toegenomen van 630.000 euro naar ruim 850.000 euro.
Onbetaalde arbeidsjaareenheden
Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje.
Tekst: Gerben Hofman