Een bedrijfsoverdracht ouders-kind in de melkveehouderij is in beginsel niet mogelijk wanneer de bedrijfsopvolger de vrije marktprijs voor het bedrijf moet betalen. De bedrijfsopvolgers beschikt daarvoor simpelweg niet over genoeg eigen of vreemd vermogen. In de praktijk gaat het bedrijf daardoor tegen een relatief lage prijs over van de ouders op de kinderen.
Zowel de fiscale als de civiele rechter hebben aangegeven hierin geen schenking van de ouders aan de bedrijfsopvolger te zien. Er vindt dus geen heffi ng van erf- of schenkbelasting plaats. Onlangs heeft een rechter echter wel beslist dat de bedrijfsoverdracht de legitieme portie van de andere erfgenamen kan schenden.
Legitieme portie bij overname melkveehouderij
Ieder kind heeft recht op een bepaald deel van de erfenis van zijn vader en moeder. Ook als hij of zij is onterfd. Dit deel heet de legitieme portie. De legitieme portie is de helft van wat iemand zonder testament zou krijgen. Deze legitieme portie kan alleen uit geld bestaan. Wie is onterfd heeft geen recht op goederen uit de erfenis. In een procedure waarvan onlangs de uitspraak van bekend is geworden, besliste de rechtbank Den Haag dat onder omstandigheden een bedrijfsoverdracht een schenking kan zijn die tot een schending van de legitieme portie van de andere kinderen leidt en waardoor de bedrijfsopvolger geld moet betalen aan zijn broer en zussen.
Voorbeeld bij overname melkveehouderij door zoon
Een vader overlijdt. Zijn vrouw is al eerder overleden. Vader laat drie kinderen na waarvan de zoon al jaren geleden het melkvee- en varkensbedrijf heeft overgenomen. In zijn testament heeft vader opgenomen dat de zoon wordt onterfd omdat hij van mening is dat zijn zoon genoeg heeft gehad en dat hij zijn dochters wil compenseren door hen tot erfgenaam te benoemen. De zoon neemt hiermee echter geen genoegen en hij beroept zich op zijn legitieme portie. Hij vindt met andere woorden dat zijn zussen hem nog geld moeten betalen.
Schenking melkveehouderij
De zussen hebben als weerwoord op de vordering van hun broer de stelling dat de bedrijfsoverdracht een schenking was. Een schenking moet worden ingebracht in de nalatenschap van vader. Zij beperken het bedrag van de schenking tot het bedrag dat precies genoeg is er voor te zorgen dat de inbreng gelijk is aan het bedrag van de uit te keren legitieme portie. Met andere woorden; als de dochters gelijk krijgen ontvangt hun broer niets meer. Dat is volgens hen volledig in de geest van dat wat vader zou hebben gewild. Gelijk krijgen De rechter geeft de zussen gelijk. Er is in deze situatie sprake van een schenking. Uit alle stukken blijkt dat enerzijds de prijs lager was dan de vrije marktwaarde en anderzijds dat vader nadrukkelijk de bedoeling had om de zoon te bevoordelen. En dat hij manieren had gezocht om zijn dochters te compenseren. De schenking moet worden meegenomen bij de berekening van de omvang van het erfdeel waaruit de legitieme porties worden berekend. Dat leidt er – door de door de dochters aangehouden beperking – toe dat de zoon niets krijgt maar ook niets hoeft te betalen.
Wens erflater melkveebedrijf
De rechter merkt nog op dat de zoon mogelijk het gevoel kan hebben dat zijn vader door zijn testament ‘terugkomt’ op de bedrijfsoverdracht. De rechter ziet dit echter anders. Duidelijk was dat vader vond dat de zoon zijn deel bij de bedrijfsoverdracht had gehad. Duidelijk was ook dat hij vond dat hij zijn drie kinderen zoveel als mogelijk gelijk moest behandelen. De zoon bij leven en de dochters aan het einde van zijn leven. Over zijn motieven en zijn gedachtegang had vader bovendien in het testament een uitgebreide toelichting opgenomen.
Het vervolg van het melkveebedrijf
Deze casus is – door een aantal bijzondere kenmerken – ongetwijfeld niet op elke situatie van toepassing. Steeds meer rijst in de praktijk echter de vraag of de bedrijfsopvolger nog wel alleen eigenaar van het bedrijf moet worden. Moeten zijn broers en zussen niet mede eigenaar van het bedrijf worden! Een ‘eeuwige’ voortzetting van het bedrijf door de zoon doet zich steeds minder voor en dat leidt tot de gerechtvaardigde vraag of de broers en zussen niet meer moeten meedelen in de meerwaarde van het bedrijf.