Het VK is een belangrijke afzetmarkt voor Nederlandse land- en tuinbouwproducten: ongeveer 10% van de totale Nederlandse export van deze producten gaat naar het VK, vooral pluimveevlees, bloemen, groenten en fruit. Bovendien worden aanzienlijke stromen van elders geïmporteerde grondstoffen na verwerking in Nederland verkocht aan Britse afnemers. Deze markt dreigt een stuk minder toegankelijk te worden als het VK geen lid is meer is van de EU.
Op 29 maart 2017 heeft het VK de Europese Raad officieel laten weten uit de EU willen stappen. Volgens artikel 50 van het Verdrag van de Europese Unie moet dat binnen twee jaar geregeld zijn. In december 2017 is een belangrijke stap gezet in de onderhandelingen van de Commissie met het VK over de uittredingsvoorwaarden. In een ‘Joint report’ zijn afspraken vastgelegd over burgerrechten en de financiële afwikkeling van een brexit. Een besluit over de Ierse grens is vooruitgeschoven (Joint report, december 2017). Vanaf januari concentreren de besprekingen zich op de nieuwe vorm van de handelsrelatie na een brexit en de duur van de overgangs- of implementatieperiode.
De uiteindelijke uitkomst van de onderhandelingen kan een akkoord opleveren dat valt binnen het brede spectrum van een Vrijhandelsakkoord aan de ene kant en een ‘WTO Most-Favoured-Nation (MFN) verhouding’ aan de andere. Bij een Vrijhandelsakkoord wordt onderlinge handel nagenoeg niet gehinderd door tarieven, maar zullen wel inspecties op de geïmporteerde goederen plaatsvinden en dienen douaneformaliteiten (‘papierwerk’) te worden afgehandeld. Dat is ook het geval in een WTO Most-Favoured-Nation (MFN) relatie, waarbij ook handelstarieven gelden.
Impact brexit op Nederlandse markt hoeft niet groot te zijn
Ongeacht de vorm van de toekomstige handelsrelatie zal de onderlinge handel dus extra kosten met zich meebrengen, waardoor Nederlandse producten duurder worden in het VK. De concurrentie op de Britse markt met aanbieders van buiten de EU kan dan toenemen. De gevolgen voor de Nederlandse positie op de Britse markt hoeven echter niet heel groot te zijn. De Nederlandse concurrentiepositie is sterk: in samenhang met een zeer efficiënte logistieke organisatie worden met name de versproducten (groente, fruit, vlees, verse zuivel, bloemen, et cetera) op elk gewenst tijdstip op de Britse bestemming afgeleverd. De nabijheid van Nederland tot de Britse markt is daarbij een groot voordeel ten opzichte van andere aanbieders. Een deel van de exportstroom bestaat ook uit redelijk ‘unieke’ producten, zoals bloemen, bollen en pootaardappelen, waarvoor nauwelijks alternatieve aanbieders zijn. Daarnaast concurreren Nederland producten op kwaliteit en/of specifieke aspecten (zoals smaak). Voor producten zoals kaas en bacon bestaat de kans dat de Britse consument na een brexit minder bereid is om voor kwaliteit te betalen, bijvoorbeeld door teruglopende koopkracht of omdat er goedkopere alternatieven beschikbaar komen, voortgebracht door de eigen landbouwsector of geïmporteerd uit andere (niet-EU-)landen. Of die alternatieven echt voorhanden komen, is de vraag. De eigen Britse primaire en verwerkende landbouwsector is namelijk weinig competitief: het VK is niet voor niets traditioneel een grote netto-importeur van voedsel. Importen uit niet-EU-landen zouden een alternatief kunnen zijn voor Nederlandse producten maar dan zal het VK na een brexit – dus als duidelijk is wat de handelsvoorwaarden zijn in de bilaterale betrekkingen met de EU – eerst nog afspraken moeten maken met niet-EU-landen om hen een voorkeursbehandeling te gunnen. Dergelijke onderhandelingen duren vaak lang, ook omdat daarbij de belangen van de eigen landbouwsector moeten worden afgewogen.
Brexit leidt in elke vorm tot extra kosten
Zorgen over de gevolgen van een brexit zijn er echter wel degelijk. Een brexit leidt immers altijd tot extra handelskosten vanwege inspecties op de goederen en administratieve afhandeling. De infrastructuur voor inspecties en douaneformaliteiten is nog niet op orde en vergt nog wel aanzienlijke investeringen aan EU en VK-kant. Vanuit dat oogpunt lijkt een overgangstermijn na maart 2019 noodzakelijk. De meeste zorg bij het Nederlandse agrarische bedrijfsleven zit toch in het verlies van afzet op de Britse markt en de consequenties daarvan voor de prijsvorming. Volgens de scenarioprojecties blijven – juist vanwege het prijsconcurrerend vermogen van het Nederlandse aanbod op de Britse markt – de negatieve gevolgen voor de export naar het VK beperkt, en daarmee ook de prijsdruk, ook in geval van een ‘harde’ brexit (van Berkum et al., 2018). Mogelijk nemen de valutarisico&39;s iets toe, maar het is de vraag of dat echt een verschil gaat maken ten opzichte van de huidige situatie, waarin de Nederlandse exporteurs ook al rekening moeten houden met en zich indekken tegen valutarisico’s.
Bron: Agrimatie, 03-10-2018