Voor verduurzaming van de veehouderij moet Nederland minder afhankelijk worden van de invoer van eiwitrijke producten. Dat zou kunnen door meer reststromen te gebruiken voor de productie van veevoer. De inzet van slachtafval lijkt het meest kansrijk, maar dan moet wet- en regelgeving aangepast worden.
Zoals beschreven in de landbouwvisie die de landbouwminister Carola Schouten in september 2018 uitbracht, zal de Nederlandse landbouw een omslag moeten maken naar kringlooplandbouw. Voor verduurzaming van de veehouderij is het nodig dat Nederland minder afhankelijk wordt van invoer en zelf meer diervoeders gaat produceren. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden om de productie van diervoeders uit reststromen te verhogen, is een verkennend onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek worden potentiële reststromen beschreven. Wat is er al beschikbaar? Waar worden die reststromen voor gebruikt? En wat zijn kansrijke mogelijkheden?
Reststromen
Voor de verkenning zijn veel cijfers verzameld over de omvang van de hoeveelheid reststromen en gebruikte diervoeders. Zo meldt het onderzoeksrapport dat de totale hoeveelheid biotische reststromen in 2013 geschat werd op bijna 43 miljoen ton. Van die totale hoeveelheid is een deel, ongeveer 14,5 miljoen ton geschikt voor de productie van veevoer. Daarvan zijn zijn GFT-afval (1,3 miljoen ton), bietenblad (3 miljoen ton vers) en aardappelloof (1,75 miljoen ton vers) stromen met een substantiële omvang. Van die 14,5 ton wordt nu ongeveer de helft (7,8 miljoen ton) al als veevoer ingezet, denk aan soja-, raapzaad- en zonnebloemschroot.
Diervoedergrondstoffen
Het totale volume aan diervoedergrondstoffen bedroeg in 2018 16,7 miljoen ton. Die grondstoffen bestaan voor ruwweg de helft (51,9%) uit basisgrondstoffen en een iets kleinere aandeel (42,7%) uit co-producten, restproducten uit de levensmiddelenindustrie. Dat zijn vooral eiwitrijke producten. Daarnaast worden nog mineralen, additieven, vetten en oliën gebruikt.
Van de gebruikte diervoedergrondstoffen in mengvoeders komt minder dan 12% uit Nederland, 55,6% uit de rest van Europa en 32,8% uit Zuid- en Noord-Amerika en Azië. Het aandeel uit Nederland neemt af. Vijf jaar eerer kwam nog 35-40% uit Nederland, eenzelfde percentage uit Europa en zo’n 25% uit Amerika, Azië en overig. De omvang van de afgezette hoeveelheid mengvoer was in 2018 12,14 miljoen ton. Hiervan is 4,17 miljoen ton voor rundvee, 4,42 miljoen ton voor varkens, 3,13 miljoen ton voor pluimvee en 0,41 miljoen ton overige diersoorten.
Slachtafval
Naast de al veel ingezette co-producten zijn mogelijkheden verkend van andere mogelijke reststromen die ingezet kunnen worden zoals slachtafval, groenbemesters, sloot en bermmaaisel, niet geconsumeerd voedsel, gewasresten. Het slachtafval is de meest kansrijke mogelijkheid om de import van eiwitrijke grondstoffen te beperken. Maar dan moet de wet- en regelgeving wel worden aangepast. Groenbemesters worden soms wel ingezet, met name grassen, maar een grotere inzet van groenbemesters is niet gunstig voor bodemstructuur en bodemvruchtbaarheid. Een interessante mogelijkheid is mogelijk insectenkweek op afvalproducten of niet geconsumeerd voedsel. Maar ook hier zal wet- en regelgeving aangepast moeten worden voordat insecten grootschalig geproduceerd kunenn worden.
Quick wins
De onderzoekers concluderen dat er wel een aantal potientiële reststromen zijn die je als grondstof voor veevoer kunt gebruiken, maar op dit moment zijn er geen 'quick wins'. De inzet van slachtafval lijkt nog het meest kansrijk.
Bron: Groen Kennisnet