“Het werk van ruim 9.000 mensen die niet iedere dag in een rokende file staan, staat onder druk. In de stikstofdiscussie rond de veehouderij heerst blindheid voor de mogelijke gevolgen voor de werkgelegenheid op het platteland”, stelt Erik Honkoop, vakbondsbestuurder voor de dierhouderij bij CNV Vakmensen.
De vakbond kwam op 1 oktober met de resultaten van een peiling onder ruim 900 medewerkers in de veehouderij. “De discussie over de positie van de veeteelt mag je niet voeren zonder de waarde van werkgelegenheid en leefbaarheid op het platteland daarin mee te nemen.”
Ruim 900 werknemers deden afgelopen zomer mee aan de peiling, waarbij hen werd gevraagd hoe zij aankijken tegen hun werk, hun sector en het imago van de sector. Dat was overigens nog ruim voordat de stikstofdiscussie losbarstte. “Uit de peiling blijkt dat de werknemers de enorme maatschappelijke druk op hun vak voelen”, zegt Honkoop. “Ze houden van hun vak, maar ze realiseren zich dat het zwaar is en vaak onderbetaald. En nu komt de stikstofdiscussie daar nog bij. Die beheerst nu het debat. En de uitkomst van dat debat heeft grote gevolgen voor de werkgelegenheid en leefbaarheid op het platteland. Als er een koude sanering komt, dan zijn werknemers op het platteland als eerste de klos.”
"Behoud van werkgelegenheid en leefbaarheid op het platteland moet onderdeel zijn van het stikstofdebat"
Gevolgen werkgelegenheid
Honkoop vreest de gevolgen voor de werknemers. “Schaalvergroting en sanering zijn vaak de instrumenten milieuproblemen op te lossen. Ze leiden tot verlies en verschraling van werkgelegenheid. De dierhouderij bestaat voor een groot deel uit kleinschalige familiebedrijven met – in veel gevallen – volwaardige banen. Daarom moet behoud van werkgelegenheid en leefbaarheid op het platteland onderdeel zijn van het stikstofdebat, van het milieudebat en van het debat over dierenwelzijn. Als er op termijn sprake zou zijn van een sanering of uitkoop van boerenbedrijven, dan willen wij een passend sectoraal sociaal plan voor de werknemers én actie om passende werkgelegenheid op het platteland te behouden en te stimuleren.”
Imago
Gaat het om imago, dan staan de werknemers in veehouderijen grotendeels zij aan zij met hun werkgevers. Werknemers in melkveebedrijven, varkenshouderijen en in de pluimvee voelen zich miskend en onbegrepen in het imago dat de buitenwereld heeft over het werk. Werknemers vinden dat de sector – bij voorkeur samen met de vakbonden – aan de slag moeten om dat imago te verbeteren. Maar bovenal spreken werknemers uit dat zij houden van hun vak.
Zwaar en onregelmatig werk
Werknemers hebben ook kritiek op de sector. Het werk in de dierhouderij is zwaar en onregelmatig en een overgrote meerderheid vindt het salaris te laag. Een minderheid van de werknemers denkt het werk tot de pensioenleeftijd vol te kunnen houden. Vooral jonge werknemers maken zich zorgen over de toenemende flexibilisering en het groeiende gebrek aan vaste banen met perspectief. Een trend die overigens ook in veel andere sectoren zichtbaar is.
Cao-afspraken
Sociale partners – vakbonden en werkgevers – mogen zichzelf ook in de spiegel kijken. Afspraken in de cao over scholing en een seniorenregeling zijn slecht bekend bij de werknemers, terwijl beide regelingen waardevol en gewenst zijn voor werknemers. Er is actie nodig om werknemers te informeren over deze afspraken. Boven dit alles hangt de vraag hoe de toekomst van werknemers die koeien melken, varkens voeren en kippen verzorgen er uit gaat zien.
Bron: CNV Vakmensen