Agrarische ondernemers zijn de afgelopen jaren negatiever geworden over het gevoerde mestbeleid. Wel verschillen de meningen per sector. Waar siertelers nog enigszins positief zijn, is het sentiment onder melkveehouders over het algemeen negatief.
De bevraagde melkveehouders zijn waarschijnlijk het meest negatief, omdat ze ten tijde van het onderzoek geconfronteerd zijn met het afschaffen van de derogatie. Dat betekent dat ze de komende jaren stapsgewijs minder mest op hun land mogen uitrijden. Daarbij zijn er zogeheten Nutriënt Verontreinigde-gebieden bijgekomen, waar minder plaatsingsruimte is voor boeren. Dat kan betekenen dat ze mest moeten afvoeren en daarvoor extra kosten maken.
De agrarische ondernemers uit zeven sectoren, de melkveehouderij, de sierteelt, de varkenshouderij, de pluimveehouderij, de vleeskalverhouderij, de akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt, zeggen wel dat ze het mestbeleid belangrijk vinden, en aan de regels willen blijven voldoen. Het belangrijkste doel van het huidige mestbeleid, het verbeteren van de waterkwaliteit, herkennen de meeste veehouders niet zo goed. Tegelijkertijd geven ze aan dit thema belangrijk te vinden.
Boeren willen betrokkenheid
Dit blijkt allemaal uit het belevingsonderzoek naar de uitvoering van het mestbeleid, dat is gedaan in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De studie is gebaseerd op zeven korte interviews, een enquête die is gehouden onder honderden agrariërs, en de informatie uit zeven zogeheten focusgroepen waarin steeds ondernemers uit één specifieke sector zaten. Boeren en tuinders pleiten voor betere communicatie over het mestbeleid, betrokkenheid van ondernemers, integraal beleid, grondsoort- en gewasspecifiek mestbeleid, plus het sturen op milieudoelen in plaats van het opleggen van beperkende maatregelen.
De meeste agrariërs vinden dat het mestbeleid meer nadelen dan voordelen heeft, en dat het vaker níet dan wél nuttig is voor hun bedrijf. Melkveehouders, varkenshouders en vollegrondsgroentetelers vinden de huidige regels vaker onhaalbaar dan haalbaar. Dit geldt dus niet voor de andere sectoren (pluimveehouders, kalverhouders, akkerbouwers en siertelers) die meededen aan het onderzoek.
Mestregels kosten tijd en moeite
De houding van de ondernemers tegenover het mestbeleid is negatief om legio redenen. Zo vinden ze dat het huidige mestbeleid ten koste gaat van de bedrijfsresultaten en arbeidsvreugde, en veel tijd en moeite kost. Daarnaast werken de mestregels het overtreden ervan in de hand. De regelgeving vraagt om een zorgvuldige planning van werkzaamheden, maakt het moeilijk om het bedrijf voort te zetten en leidt tot een hoger gebruik van kunstmest. Ook geloven de geënquêteerde ondernemers niet dat het huidige mestbeleid leidt tot betere gewasopbrengsten of dat het goed is voor de bodemvruchtbaarheid, het milieu en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.
Uit de focusgroepen komt duidelijk naar voren dat de agrariërs hun landen willen bemesten naar behoefte. Het moet dus afhankelijk zijn van het gewas en de beschikbare grond. De deelnemers zeggen dat in Nederland hoogproductieve gewassen geteeld zijn die, in vergelijking met andere landen, meer meststoffen nodig hebben. Aan deze nutriëntenbehoefte moet volgens hen voldaan zijn. Daarnaast willen ze de mogelijkheid hebben om de bodem te verbeteren met bijvoorbeeld groenbemesters of dierlijke mest.
Resultaten van het mestbeleid
De uitspoeling van meststoffen, zoals nitraat en fosfor, zijn afhankelijk van een groot aantal factoren. Zo speelt het weer een belangrijke rol, zoals hevige regenbuien kort na de bemesting van het land. Maar ook de overschotten aan meststoffen die al in de bodem zitten, kunnen een toename van de emissie veroorzaken. De verwachting dat de veestapel verder krimpt, doet juist vermoeden dat de uitspoeling van stikstof en fosfor zal dalen.
Wageningen Enviromental Research heeft berekeningen uitgevoerd en de effecten van het mestbeleid op de waterkwaliteit in de nabije toekomst in kaart gebracht. Door het vastgestelde beleid zullen alle zandgebieden gemiddeld aan de nitraatnormen voor waterkwaliteit kunnen voldoen. Voor het lössgebied, dus met name Zuid-Limburg, lukt dat nog niet. Voor de Nutriënten Verontreinigde-gebieden in de zandgebieden verdeeld over ons land zullen de positieve effecten van het beleid op de hoeveelheid nitraat in het water de komende jaren het grootst zijn, aldus het onderzoek. De berekende vermindering van de uit- en afspoeling van fosfor naar het oppervlaktewater blijft met hooguit enkele procenten beperkt.
Grote uitdagingen
Veel maatschappelijke vraagstukken, zoals het verbeteren van de biodiversiteit, vermindering van de klimaatopwarming en het terugdringen van het overschot aan stikstof en fosfor, komen gedeeltelijk op het bordje van de Nederlandse land- en tuinbouw terecht. ‘Het creëren van evenwicht op de mestmarkt, nadat de derogatie is vervallen, is van cruciaal belang voor een effectief beleid gericht op het realiseren van de milieudoelstellingen’, concludeert de Commissie Deskundigen Meststoffenwet.
Deze experts leveren ook een bijdrage aan de evaluatie van de Meststoffenwet. ‘Tussen de doelstellingen voor waterkwaliteit, natuurkwaliteit en klimaatmitigatie zit onderling veel verbinding’, schrijft de commissie. ‘Het is daarom belangrijk om een integrale benadering te kiezen bij de aanpak van het mest-, ammoniak- en klimaatbeleid.’
De commissie pleit voor maatregelen die in de praktijk ook voldoende positieve effecten hebben op het milieu en meerdere emissieroutes tegelijkertijd aanpakken. Voorbeelden voor de korte termijn zijn het wisselen van akkerbouwgewassen in zogeheten rotatieteelt, behoud van grasland in de melkveehouderij en bemesting naar de behoefte van het gewas.
Bron: Groen Kennisnet