Door de fipronil-kwestie krijgt het Ctgb veel vragen over ‘groene middelen’ die bloedluis bestrijden. Dit probleem lijkt immers te beginnen bij het niet-toegelaten middel Dega 16 dat uitsluitend uit etherische oliën zou bestaan. CTGB wilt die vraag graag beantwoorden.
In het algemeen geldt dat al die stoffen en middelen biociden zijn, die op het etiket of in de marketing claimen dat zij organismen – ‘beestjes’, bacteriën, virussen – kunnen doden of verdrijven. Die biociden mogen alleen worden verhandeld en gebruikt, als ze zijn toegelaten door het Ctgb. Het Ctgb beoordeelt of ze bij het voorgeschreven gebruik veilig zijn voor mens, dier en milieu. Toegelaten middelen hebben op het etiket altijd een toelatingnummer dat begint met NL of eindigt op een ‘N’.
Zoals staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken in het Kamerdebat van 24 augustus benadrukte: ook groene middelen kunnen gevaarlijk zijn en mogen dus alleen worden gebruikt na een toelating. Het gaat niet om de herkomst van de gebruikte stoffen, maar om de werking die wordt geclaimd, ook al zijn de bestanddelen ‘natuurlijk’, zoals etherische oliën. Een middel dat werkt door de ademhalingsorganen van een insect (tracheeën) te verstoppen, heeft ook een toelating van het Ctgb nodig.
Silicapoeder
Veel vragen richten zich op het gebruik van silicapoeder in combinatie met diatomeeënaarde, als alternatieve bestrijder van mijten (o.a. bloedluis) in pluimvee. Dit middel staat op de zogeheten RUB-lijst en is van rechtswege toegelaten. Het Ctgb heeft het middel dus niet beoordeeld en er is geen wettelijk gebruiksvoorschrift. Onoordeelkundig gebruik kan risico’s met zich meebrengen. De verantwoordelijkheid voor het gebruik ligt volledig bij de koper. Voor de RUB-lijst gelden aparte afspraken die bepalen dat zulke middelen nog tot tenminste 30 juni 2019 gebruikt mogen worden. Producenten/leveranciers die daarna op de markt willen blijven, dienen tussen 1-1-2018 en 15-2-2018 een melding te doen bij het Ctgb en tijdig een toelating aan te vragen.
Gewasbeschermingsmiddelen
Voor (‘natuurlijke’) middelen die bedoeld zijn om ziekteverwekkers bij planten te bestrijden is ook altijd een toelating van het Ctgb nodig. Met name van die ‘natuurlijke’ middelen komen weer een aantal tegen op de RUB-lijst. Dan geldt hetzelfde als hier beschreven.
Een laatste categorie zijn die middelen met als enig doel de plant efficiënter te laten omgaan met voedingsstoffen, ze te beschermen tegen stress door omgevingsfactoren (vocht, temperatuur, etc.) of kenmerken in verband met de kwaliteit van het gewas te verbeteren. Die middelen heten biostimulantia. Deze producten zullen onder de nieuwe meststoffenwetgeving gaan vallen. Biostimulantia hebben geen toelating van het Ctgb nodig. Het Ctgb kan dus ook niets zeggen over de eigenschappen of de veiligheid van deze stoffen.